Neerlandés
Sinónimos detallados de keuren en neerlandés
keuren:
-
keuren
-
keuren
-
keuren
-
keuren
Conjugaciones de keuren:
o.t.t.
- keur
- keurt
- keurt
- keuren
- keuren
- keuren
o.v.t.
- keurde
- keurde
- keurde
- keurden
- keurden
- keurden
v.t.t.
- heb gekeurd
- hebt gekeurd
- heeft gekeurd
- hebben gekeurd
- hebben gekeurd
- hebben gekeurd
v.v.t.
- had gekeurd
- had gekeurd
- had gekeurd
- hadden gekeurd
- hadden gekeurd
- hadden gekeurd
o.t.t.t.
- zal keuren
- zult keuren
- zal keuren
- zullen keuren
- zullen keuren
- zullen keuren
o.v.t.t.
- zou keuren
- zou keuren
- zou keuren
- zouden keuren
- zouden keuren
- zouden keuren
en verder
- ben gekeurd
- bent gekeurd
- is gekeurd
- zijn gekeurd
- zijn gekeurd
- zijn gekeurd
diversen
- keur!
- keurt!
- gekeurd
- keurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het keuren
Palabras relacionadas con "keuren":
keuren forma de keur:
-
de keur
-
de keur
-
de keur