Neerlandés
Sinónimos detallados de kloppend en neerlandés
kloppend:
-
kloppend
waar; juist; kloppend; precies; uitgerekend-
waar adj.
-
juist adj.
-
kloppend adj.
-
precies adj.
-
uitgerekend adj.
-
kloppend forma de kloppen:
-
kloppen
overeenstemmen; congruent zijn; kloppen-
overeenstemmen verbo (stem overeen, stemt overeen, stemde overeen, stemden overeen, overeen gestemd)
-
congruent zijn verbo (ben congruent, bent congruent, is congruent, was congruent, waren congruemt, congruent geweest)
-
-
kloppen
-
kloppen
-
kloppen
kloppen; overeenstemmen; juist zijn-
overeenstemmen verbo (stem overeen, stemt overeen, stemde overeen, stemden overeen, overeen gestemd)
-
kloppen
-
kloppen
– een bonzend of tikkend geluid maken 1 -
kloppen
– juist zijn 1 -
kloppen
– de beste zijn, de meeste punten halen 1
Conjugaciones de kloppen:
o.t.t.
- klop
- klopt
- klopt
- kloppen
- kloppen
- kloppen
o.v.t.
- klopte
- klopte
- klopte
- klopten
- klopten
- klopten
v.t.t.
- heb geklopt
- hebt geklopt
- heeft geklopt
- hebben geklopt
- hebben geklopt
- hebben geklopt
v.v.t.
- had geklopt
- had geklopt
- had geklopt
- hadden geklopt
- hadden geklopt
- hadden geklopt
o.t.t.t.
- zal kloppen
- zult kloppen
- zal kloppen
- zullen kloppen
- zullen kloppen
- zullen kloppen
o.v.t.t.
- zou kloppen
- zou kloppen
- zou kloppen
- zouden kloppen
- zouden kloppen
- zouden kloppen
en verder
- ben geklopt
- bent geklopt
- is geklopt
- zijn geklopt
- zijn geklopt
- zijn geklopt
diversen
- klop!
- klopt!
- geklopt
- kloppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze