Neerlandés

Sinónimos detallados de koers en neerlandés

koers:

koers [de ~ (m)] sustantivo

  1. de koers
    de koers; de valuta; de wisselkoers; herleidingskoers
  2. de koers
    de richting; de koers
  3. de koers
    de route; de koers
    • route [de ~] sustantivo
    • koers [de ~ (m)] sustantivo
  4. de koers
    de koers; de vaarroute
  5. de koers
    de koers; de zeeweg; de zeeroute; de scheepvaartroute

koers [de ~ (m)] sustantivo

  1. de koers
    – waarde van het geld 1
    de koers
    – waarde van het geld 1
    • koers [de ~ (m)] sustantivo
      • wat is de koers van de gulden?1

koers [de ~] sustantivo

  1. de koers
    – de kant waar het heen gaat 1
    de richting; de koers
    – de kant waar het heen gaat 1
    • richting [de ~ (v)] sustantivo
      • in welke richting is hij verdwenen?1
    • koers [de ~] sustantivo
      • wat is de koers van dit schip?1

Palabras relacionadas con "koers":


Sinónimos alternativos de "koers":


Definiciones relacionadas de "koers":

  1. waarde van het geld1
    • wat is de koers van de gulden?1
  2. de kant waar het heen gaat1
    • wat is de koers van dit schip?1

koersen:

koersen [de ~] sustantivo, plural

  1. de koersen
    de koersen; de zeewegen; de zeeroutes
  2. de koersen
    de aandelenkoersen; de koersen

Palabras relacionadas con "koersen":


Sinónimos relacionados de koers