Resumen
Sinónimos en neerlandés: más información...
-
los:
- mobiel; los; beweegbaar; verzetbaar; verplaatsbaar; roerend; niet vast; verschuifbaar; pulverig; rul; mul; wankelend; wankelbaar; rank; wankel; onvast
- los
- lossen:
Neerlandés
Sinónimos detallados de los en neerlandés
los:
-
los
mobiel; los; beweegbaar; verzetbaar; verplaatsbaar; roerend-
mobiel adj.
-
los adj.
-
beweegbaar adj.
-
verzetbaar adj.
-
verplaatsbaar adj.
-
roerend adj.
-
-
los
-
los
los; verschuifbaar; niet vast; verplaatsbaar-
los adj.
-
verschuifbaar adj.
-
niet vast adj.
-
verplaatsbaar adj.
-
-
los
-
los
-
los
– niet of niet stevig vast 1 -
los
– niet strak of gespannen 1
-
de los
– op zichzelf, afzonderlijk 1
Palabras relacionadas con "los":
Antónimos de "los":
Definiciones relacionadas de "los":
los forma de lossen:
-
lossen
-
lossen
-
lossen
– er de lading uithalen 1 -
lossen
– het niet langer vasthouden 1
Conjugaciones de lossen:
o.t.t.
- los
- lost
- lost
- lossen
- lossen
- lossen
o.v.t.
- loste
- loste
- loste
- losten
- losten
- losten
v.t.t.
- heb gelost
- hebt gelost
- heeft gelost
- hebben gelost
- hebben gelost
- hebben gelost
v.v.t.
- had gelost
- had gelost
- had gelost
- hadden gelost
- hadden gelost
- hadden gelost
o.t.t.t.
- zal lossen
- zult lossen
- zal lossen
- zullen lossen
- zullen lossen
- zullen lossen
o.v.t.t.
- zou lossen
- zou lossen
- zou lossen
- zouden lossen
- zouden lossen
- zouden lossen
en verder
- ben gelost
- bent gelost
- is gelost
- zijn gelost
- zijn gelost
- zijn gelost
diversen
- los!
- lost!
- gelost
- lossend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het lossen