Neerlandés
Sinónimos detallados de misgaan en neerlandés
misgaan:
-
misgaan
falen; verkeerd lopen; mislukken; misgaan; in de puree lopen; floppen; afgaan; mislopen; stranden-
verkeerd lopen verbo (loop verkeerd, loopt verkeerd, liep verkeerd, liepen verkeerd, verkeerd gelopen)
-
in de puree lopen verbo
Conjugaciones de misgaan:
o.t.t.
- ga mis
- gaat mis
- gaat mis
- gaan mis
- gaan mis
- gaan mis
o.v.t.
- ging mis
- ging mis
- ging mis
- gingen mis
- gingen mis
- gingen mis
v.t.t.
- ben mis gegaan
- bent mis gegaan
- is mis gegaan
- zijn mis gegaan
- zijn mis gegaan
- zijn mis gegaan
v.v.t.
- was mis gegaan
- was mis gegaan
- was mis gegaan
- waren mis gegaan
- waren mis gegaan
- waren mis gegaan
o.t.t.t.
- zal misgaan
- zult misgaan
- zal misgaan
- zullen misgaan
- zullen misgaan
- zullen misgaan
o.v.t.t.
- zou misgaan
- zou misgaan
- zou misgaan
- zouden misgaan
- zouden misgaan
- zouden misgaan
diversen
- ga mis!
- gaat mis!
- mis gegaan
- misgaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze