Neerlandés

Sinónimos detallados de morren en neerlandés

morren:

morren verbo (mor, mort, morde, morden, gemord)

  1. morren
    kankeren; klagen; mopperen; over iets mopperen; brommen; pruttelen; morren
    • kankeren verbo (kanker, kankert, kankerde, kankerden, gekankerd)
    • klagen verbo (klaag, klaagt, klaagde, klaagden, geklaagd)
    • mopperen verbo (mopper, moppert, mopperde, mopperden, gemopperd)
    • brommen verbo (brom, bromt, bromde, bromden, gebromd)
    • pruttelen verbo (pruttel, pruttelt, pruttelde, pruttelden, geprutteld)
    • morren verbo (mor, mort, morde, morden, gemord)
  2. morren
    morren; murmeren; ontevreden mompelen

Conjugaciones de morren:

o.t.t.
  1. mor
  2. mort
  3. mort
  4. morren
  5. morren
  6. morren
o.v.t.
  1. morde
  2. morde
  3. morde
  4. morden
  5. morden
  6. morden
v.t.t.
  1. heb gemord
  2. hebt gemord
  3. heeft gemord
  4. hebben gemord
  5. hebben gemord
  6. hebben gemord
v.v.t.
  1. had gemord
  2. had gemord
  3. had gemord
  4. hadden gemord
  5. hadden gemord
  6. hadden gemord
o.t.t.t.
  1. zal morren
  2. zult morren
  3. zal morren
  4. zullen morren
  5. zullen morren
  6. zullen morren
o.v.t.t.
  1. zou morren
  2. zou morren
  3. zou morren
  4. zouden morren
  5. zouden morren
  6. zouden morren
diversen
  1. mor!
  2. mort!
  3. gemord
  4. morrend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze