Neerlandés

Sinónimos detallados de netheid en neerlandés

netheid:

netheid [de ~ (v)] sustantivo

  1. de netheid
    de netheid; de properheid
  2. de netheid
    de netheid; de keurigheid; de ordelijkheid; de onberispelijkheid
  3. de netheid
    de gepastheid; het fatsoen; de fatsoenlijkheid; de netheid; de eerbaarheid; de kiesheid; de keurigheid
  4. de netheid
    de netheid; de ordelijkheid; de onberispelijkheid; de opgeruimdheid; smetteloosheid; de properheid; de keurigheid

Palabras relacionadas con "netheid":


net:

net [de ~ (m)] sustantivo

  1. de net
    het netwerk; de net
    • netwerk [het ~] sustantivo
    • net [de ~ (m)] sustantivo
  2. de net
    het televisiekanaal; de net

net adj.

  1. net
    pas; juist; daarnet; net; zojuist; zonet
  2. net
  3. net
    precies; juist; krek; net
  4. net
  5. net
    schoon; kuis; rein; net

net [het ~] sustantivo

  1. het net
    – nog maar korte tijd (geleden) 1
    het pas; het net; nauwelijks; laatst; onlangs; zojuist
    – nog maar korte tijd (geleden) 1
    • pas [het ~] sustantivo
      • zij zijn pas getrouwd1
    • net [het ~] sustantivo
      • hij is net in dienst bij die baas1
    • nauwelijks adv.
      • ik was nauwelijks thuis toen de bel ging1
    • laatst adj.
      • laatst kwam ik Willem tegen1
    • onlangs adv.
      • ik heb hem onlangs nog gesproken1
    • zojuist adv.
      • we hebben zojuist een auto gekocht1
  2. het net
    – zonder afwijkingen naar boven of beneden 1
    precies; het net; exact; nauw
    – zonder afwijkingen naar boven of beneden 1
    • precies adj.
      • deze plank is precies twee meter1
    • net [het ~] sustantivo
      • ik eet net zoveel als jij1
    • exact adj.
      • het is nu exact tien uur1
    • nauw adj.
      • hij neemt het niet zo nauw1
  3. het net
    – aantal wegen of kanalen die elkaar kruisen 1
    het net
    – aantal wegen of kanalen die elkaar kruisen 1
    • net [het ~] sustantivo
      • er loopt een net van wegen door de polder1
  4. het net
    – schoon en verzorgd 1
    het net
    – schoon en verzorgd 1
    • net [het ~] sustantivo
      • Joop is een nette jongen1
  5. het net
    – televisiezender 1
    het net
    – televisiezender 1
    • net [het ~] sustantivo
      • op het eerste net is een mooie film1
  6. het net
    – van garen geknoopt voorwerp met gaten 1
    het net
    – van garen geknoopt voorwerp met gaten 1
    • net [het ~] sustantivo
      • hij gebruikt een net om te vissen1

Palabras relacionadas con "net":


Sinónimos alternativos de "net":


Antónimos de "net":


Definiciones relacionadas de "net":

  1. nog maar korte tijd (geleden)1
    • hij is net in dienst bij die baas1
  2. zonder afwijkingen naar boven of beneden1
    • ik eet net zoveel als jij1
  3. aantal wegen of kanalen die elkaar kruisen1
    • er loopt een net van wegen door de polder1
  4. schoon en verzorgd1
    • Joop is een nette jongen1
  5. televisiezender1
    • op het eerste net is een mooie film1
  6. van garen geknoopt voorwerp met gaten1
    • hij gebruikt een net om te vissen1