Neerlandés
Sinónimos detallados de ontzenuwen en neerlandés
ontzenuwen:
-
ontzenuwen
Conjugaciones de ontzenuwen:
o.t.t.
- ontzenuw
- ontzenuwt
- ontzenuwt
- ontzenuwen
- ontzenuwen
- ontzenuwen
o.v.t.
- ontzenuwde
- ontzenuwde
- ontzenuwde
- ontzenuwden
- ontzenuwden
- ontzenuwden
v.t.t.
- heb ontzenuwd
- hebt ontzenuwd
- heeft ontzenuwd
- hebben ontzenuwd
- hebben ontzenuwd
- hebben ontzenuwd
v.v.t.
- had ontzenuwd
- had ontzenuwd
- had ontzenuwd
- hadden ontzenuwd
- hadden ontzenuwd
- hadden ontzenuwd
o.t.t.t.
- zal ontzenuwen
- zult ontzenuwen
- zal ontzenuwen
- zullen ontzenuwen
- zullen ontzenuwen
- zullen ontzenuwen
o.v.t.t.
- zou ontzenuwen
- zou ontzenuwen
- zou ontzenuwen
- zouden ontzenuwen
- zouden ontzenuwen
- zouden ontzenuwen
diversen
- ontzenuw!
- ontzenuwt!
- ontzenuwd
- ontzenuwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze