Neerlandés
Sinónimos detallados de paardrijden en neerlandés
paardrijden:
-
paardrijden
Conjugaciones de paardrijden:
o.t.t.
- rijd paard
- rijdt paard
- rijdt paard
- rijden paard
- rijden paard
- rijden paard
o.v.t.
- reed paard
- reed paard
- reed paard
- reden paard
- reden paard
- reden paard
v.t.t.
- heb paard gereden
- hebt paard gereden
- heeft paard gereden
- hebben paard gereden
- hebben paard gereden
- hebben paard gereden
v.v.t.
- had paard gereden
- had paard gereden
- had paard gereden
- hadden paard gereden
- hadden paard gereden
- hadden paard gereden
o.t.t.t.
- zal paardrijden
- zult paardrijden
- zal paardrijden
- zullen paardrijden
- zullen paardrijden
- zullen paardrijden
o.v.t.t.
- zou paardrijden
- zou paardrijden
- zou paardrijden
- zouden paardrijden
- zouden paardrijden
- zouden paardrijden
diversen
- rijd paard!
- rijdt paard!
- paard gereden
- paardrijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze