Neerlandés
Sinónimos detallados de pitten en neerlandés
pitten:
-
pitten
-
pitten
Conjugaciones de pitten:
o.t.t.
- pit
- pit
- pit
- pitten
- pitten
- pitten
o.v.t.
- pitte
- pitte
- pitte
- pitten
- pitten
- pitten
v.t.t.
- heb gepit
- hebt gepit
- heeft gepit
- hebben gepit
- hebben gepit
- hebben gepit
v.v.t.
- had gepit
- had gepit
- had gepit
- hadden gepit
- hadden gepit
- hadden gepit
o.t.t.t.
- zal pitten
- zult pitten
- zal pitten
- zullen pitten
- zullen pitten
- zullen pitten
o.v.t.t.
- zou pitten
- zou pitten
- zou pitten
- zouden pitten
- zouden pitten
- zouden pitten
en verder
- is gepit
diversen
- pit!
- pitt!
- gepit
- pittend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Palabras relacionadas con "pitten":
pit:
-
de pit
-
de pit
-
de pit
-
de pit
-
de pit