Neerlandés
Sinónimos detallados de rectificeren en neerlandés
rectificeren:
-
rectificeren
Conjugaciones de rectificeren:
o.t.t.
- rectificeer
- rectificeert
- rectificeert
- rectificeren
- rectificeren
- rectificeren
o.v.t.
- rectificeerde
- rectificeerde
- rectificeerde
- rectificeerden
- rectificeerden
- rectificeerden
v.t.t.
- heb gerectificeerd
- hebt gerectificeerd
- heeft gerectificeerd
- hebben gerectificeerd
- hebben gerectificeerd
- hebben gerectificeerd
v.v.t.
- had gerectificeerd
- had gerectificeerd
- had gerectificeerd
- hadden gerectificeerd
- hadden gerectificeerd
- hadden gerectificeerd
o.t.t.t.
- zal rectificeren
- zult rectificeren
- zal rectificeren
- zullen rectificeren
- zullen rectificeren
- zullen rectificeren
o.v.t.t.
- zou rectificeren
- zou rectificeren
- zou rectificeren
- zouden rectificeren
- zouden rectificeren
- zouden rectificeren
en verder
- is gerectificeerd
- zijn gerectificeerd
diversen
- rectificeer!
- rectificeert!
- gerectificeerd
- rectificerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze