Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. takel:
  2. takelen:


Neerlandés

Sinónimos detallados de takel en neerlandés

takel:

takel [de ~ (m)] sustantivo

  1. de takel
    de takel; de katrol; het takelblok; het hijsblok; het hijstoestel

Palabras relacionadas con "takel":

  • takelen, takels, takeltje, takeltjes

takel forma de takelen:

takelen verbo (takel, takelt, takelde, takelden, getakeld)

  1. takelen
    met een takel ophijsen; takelen

Conjugaciones de takelen:

o.t.t.
  1. takel
  2. takelt
  3. takelt
  4. takelen
  5. takelen
  6. takelen
o.v.t.
  1. takelde
  2. takelde
  3. takelde
  4. takelden
  5. takelden
  6. takelden
v.t.t.
  1. heb getakeld
  2. hebt getakeld
  3. heeft getakeld
  4. hebben getakeld
  5. hebben getakeld
  6. hebben getakeld
v.v.t.
  1. had getakeld
  2. had getakeld
  3. had getakeld
  4. hadden getakeld
  5. hadden getakeld
  6. hadden getakeld
o.t.t.t.
  1. zal takelen
  2. zult takelen
  3. zal takelen
  4. zullen takelen
  5. zullen takelen
  6. zullen takelen
o.v.t.t.
  1. zou takelen
  2. zou takelen
  3. zou takelen
  4. zouden takelen
  5. zouden takelen
  6. zouden takelen
en verder
  1. ben getakeld
  2. bent getakeld
  3. is getakeld
  4. zijn getakeld
  5. zijn getakeld
  6. zijn getakeld
diversen
  1. takel!
  2. takelt!
  3. getakeld
  4. takelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "takelen":


Sinónimos relacionados de takel