Neerlandés
Sinónimos detallados de tender en neerlandés
tender:
tenderen:
-
tenderen
Conjugaciones de tenderen:
o.t.t.
- tender
- tendert
- tendert
- tenderen
- tenderen
- tenderen
o.v.t.
- tenderde
- tenderde
- tenderde
- tenderden
- tenderden
- tenderden
v.t.t.
- heb getenderd
- hebt getenderd
- heeft getenderd
- hebben getenderd
- hebben getenderd
- hebben getenderd
v.v.t.
- had getenderd
- had getenderd
- had getenderd
- hadden getenderd
- hadden getenderd
- hadden getenderd
o.t.t.t.
- zal tenderen
- zult tenderen
- zal tenderen
- zullen tenderen
- zullen tenderen
- zullen tenderen
o.v.t.t.
- zou tenderen
- zou tenderen
- zou tenderen
- zouden tenderen
- zouden tenderen
- zouden tenderen
en verder
- ben getenderd
- bent getenderd
- is getenderd
- zijn getenderd
- zijn getenderd
- zijn getenderd
diversen
- tender!
- tendert!
- getenderd
- tenderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze