Neerlandés
Sinónimos detallados de versperren en neerlandés
versperren:
-
versperren
-
versperren
– met een of meer dingen afsluiten 1
Conjugaciones de versperren:
o.t.t.
- versper
- verspert
- verspert
- versperren
- versperren
- versperren
o.v.t.
- versperde
- versperde
- versperde
- versperden
- versperden
- versperden
v.t.t.
- heb versperd
- hebt versperd
- heeft versperd
- hebben versperd
- hebben versperd
- hebben versperd
v.v.t.
- had versperd
- had versperd
- had versperd
- hadden versperd
- hadden versperd
- hadden versperd
o.t.t.t.
- zal versperren
- zult versperren
- zal versperren
- zullen versperren
- zullen versperren
- zullen versperren
o.v.t.t.
- zou versperren
- zou versperren
- zou versperren
- zouden versperren
- zouden versperren
- zouden versperren
diversen
- versper!
- verspert!
- versperd
- versperrend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze