Neerlandés
Sinónimos detallados de zinken en neerlandés
zinken:
-
zinken
-
zinken
achteruitgaan; teruggaan; instorten; verteren; bezwijken; verrotten; wegrotten; tenondergaan; vergaan; zinken-
achteruitgaan verbo (ga achteruit, gaat achteruit, ging achteruit, gingen achteruit, achteruitgegaan)
-
Conjugaciones de zinken:
o.t.t.
- zink
- zinkt
- zinkt
- zinken
- zinken
- zinken
o.v.t.
- zonk
- zonk
- zonk
- zonken
- zonken
- zonken
v.t.t.
- ben gezonken
- bent gezonken
- is gezonken
- zijn gezonken
- zijn gezonken
- zijn gezonken
v.v.t.
- was gezonken
- was gezonken
- was gezonken
- waren gezonken
- waren gezonken
- waren gezonken
o.t.t.t.
- zal zinken
- zult zinken
- zal zinken
- zullen zinken
- zullen zinken
- zullen zinken
o.v.t.t.
- zou zinken
- zou zinken
- zou zinken
- zouden zinken
- zouden zinken
- zouden zinken
diversen
- zink!
- zinkt!
- gezonken
- zinkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze