Neerlandés

Sinónimos detallados de zucht en neerlandés

zucht:

zucht [de ~ (m)] sustantivo

  1. de zucht
    de zucht; de ademstoot
  2. de zucht
    de zucht; de verzuchting
  3. de zucht
    het wensen; het verlangen; het smachten; de zucht; begeren; de lust

Palabras relacionadas con "zucht":


zucht forma de zuchten:

zuchten verbo (zucht, zuchtte, zuchtten, gezucht)

  1. zuchten
    zucht slaken; verzuchten; zuchten
  2. zuchten
    – met kracht en hoorbaar uitademen 1
    zuchten
    – met kracht en hoorbaar uitademen 1
    • zuchten verbo (zucht, zuchtte, zuchtten, gezucht)
      • je moet even zuchten als de dokter naar je longen luistert1

Conjugaciones de zuchten:

o.t.t.
  1. zucht
  2. zucht
  3. zucht
  4. zuchten
  5. zuchten
  6. zuchten
o.v.t.
  1. zuchtte
  2. zuchtte
  3. zuchtte
  4. zuchtten
  5. zuchtten
  6. zuchtten
v.t.t.
  1. heb gezucht
  2. hebt gezucht
  3. heeft gezucht
  4. hebben gezucht
  5. hebben gezucht
  6. hebben gezucht
v.v.t.
  1. had gezucht
  2. had gezucht
  3. had gezucht
  4. hadden gezucht
  5. hadden gezucht
  6. hadden gezucht
o.t.t.t.
  1. zal zuchten
  2. zult zuchten
  3. zal zuchten
  4. zullen zuchten
  5. zullen zuchten
  6. zullen zuchten
o.v.t.t.
  1. zou zuchten
  2. zou zuchten
  3. zou zuchten
  4. zouden zuchten
  5. zouden zuchten
  6. zouden zuchten
diversen
  1. zucht!
  2. zucht!
  3. gezucht
  4. zuchtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

zuchten [de ~] sustantivo, plural

  1. de zuchten
    de steunen; kreunen; de zuchten

Palabras relacionadas con "zuchten":


Definiciones relacionadas de "zuchten":

  1. met kracht en hoorbaar uitademen1
    • je moet even zuchten als de dokter naar je longen luistert1

Sinónimos relacionados de zucht