Neerlandés
Sinónimos detallados de zweren en neerlandés
zweren:
-
zweren
-
zweren
zweren; een eed afleggen-
een eed afleggen verbo (leg een eed af, legt een eed af, legde een eed af, legden een eed af, een eed afgelegd)
Conjugaciones de zweren:
o.t.t.
- zweer
- zweert
- zweert
- zweren
- zweren
- zweren
o.v.t.
- zwoor
- zwoor
- zwoor
- zworen
- zworen
- zworen
v.t.t.
- heb gezworen
- hebt gezworen
- heeft gezworen
- hebben gezworen
- hebben gezworen
- hebben gezworen
v.v.t.
- had gezworen
- had gezworen
- had gezworen
- hadden gezworen
- hadden gezworen
- hadden gezworen
o.t.t.t.
- zal zweren
- zult zweren
- zal zweren
- zullen zweren
- zullen zweren
- zullen zweren
o.v.t.t.
- zou zweren
- zou zweren
- zou zweren
- zouden zweren
- zouden zweren
- zouden zweren
diversen
- zweer!
- zweert!
- gezworen
- zwerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Palabras relacionadas con "zweren":
zweren forma de zweer:
-
de zweer
-
de zweer
– etterende ontsteking 1