Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. benauwd:
  2. benauwen:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de benauwd de neerlandés a sueco

benauwd:


Translation Matrix for benauwd:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
farligt giftigheid; venijn; venijnigheid; virulentie
AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
- angstig; bang; muf
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
farlig benard; benauwd; ernstig; hachelijk; kritiek; penibel; zorgelijk; zorgwekkend bedreigend; gevaarlijk; hachelijk; onveilig; risicodragend; risicovol; riskant
farligt benard; benauwd; ernstig; hachelijk; kritiek; penibel; zorgelijk; zorgwekkend gevaarlijk; gewaagd; hachelijk; onveilig; risicodragend
instängd bedompt; benauwd; drukkend; muf
instängt bedompt; benauwd; drukkend; muf
kvalmigt bedompt; benauwd; drukkend; muf
kvav benauwd; broeierig; zwoel
kvavt benauwd; broeierig; zwoel
riskfyllt benard; benauwd; ernstig; hachelijk; kritiek; penibel; zorgelijk; zorgwekkend

Palabras relacionadas con "benauwd":

  • benauwdheid, benauwder, benauwdere, benauwdst, benauwdste

Sinónimos de "benauwd":


Antónimos de "benauwd":


Definiciones relacionadas de "benauwd":

  1. voelen dat er iets ergs met je kan gebeuren1
    • hij was benauwd dat hij zijn baan zou verliezen1
  2. met te weinig adem1
    • ik heb het de laatste tijd erg benauwd1
  3. met te weinig frisse lucht1
    • het is benauwd hier in huis, doe een raam open!1

Wiktionary: benauwd


Cross Translation:
FromToVia
benauwd dyster gloomy — affected with, or expressing, gloom; melancholy

benauwen:

benauwen verbo (benauw, benauwt, benauwde, benauwden, benauwd)

  1. benauwen (beklemmen)
    skämta
    • skämta verbo (skämtar, skämtade, skämtat)
  2. benauwen (beangstigen)
    varsko; varna; larma; alarmera
    • varsko verbo (varskor, varskodde, varskott)
    • varna verbo (varnar, varnade, varnat)
    • larma verbo (larmar, larmade, larmat)
    • alarmera verbo (alarmerar, alarmerade, alarmerat)

Conjugaciones de benauwen:

o.t.t.
  1. benauw
  2. benauwt
  3. benauwt
  4. benauwen
  5. benauwen
  6. benauwen
o.v.t.
  1. benauwde
  2. benauwde
  3. benauwde
  4. benauwden
  5. benauwden
  6. benauwden
v.t.t.
  1. heb benauwd
  2. hebt benauwd
  3. heeft benauwd
  4. hebben benauwd
  5. hebben benauwd
  6. hebben benauwd
v.v.t.
  1. had benauwd
  2. had benauwd
  3. had benauwd
  4. hadden benauwd
  5. hadden benauwd
  6. hadden benauwd
o.t.t.t.
  1. zal benauwen
  2. zult benauwen
  3. zal benauwen
  4. zullen benauwen
  5. zullen benauwen
  6. zullen benauwen
o.v.t.t.
  1. zou benauwen
  2. zou benauwen
  3. zou benauwen
  4. zouden benauwen
  5. zouden benauwen
  6. zouden benauwen
diversen
  1. benauw!
  2. benauwt!
  3. benauwd
  4. benauwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for benauwen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
alarmera beangstigen; benauwen alarmeren; beveiligen; van alarm voorzien
larma beangstigen; benauwen lawaai maken
skämta beklemmen; benauwen badineren; belachelijk maken; bespotten; de spot drijven; gekheid maken; grappen maken; ironiseren
varna beangstigen; benauwen
varsko beangstigen; benauwen

Wiktionary: benauwen


Cross Translation:
FromToVia
benauwen trycka beklemmen — (transitiv), von etwas: jemanden körperlich oder seelisch beengen, bedrücken
benauwen förtrycka opprimeraccabler par violence, par excès d’autorité.