Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. meer:
  2. Meer:
  3. meren:
  4. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de meer de neerlandés a sueco

meer:

meer adj.

  1. meer
    mer

meer [het ~] sustantivo

  1. het meer (zoetwatermeer)
    – grote waterplas, omgeven door land 1
    sjö; damm
    • sjö [-en] sustantivo
    • damm [-ett] sustantivo

meer [de ~ (m)] sustantivo

  1. de meer
    sjö
    • sjö [-en] sustantivo

Translation Matrix for meer:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
damm meer; zoetwatermeer afsluitdijk; dam; dijk; keerdam; plas; poel; reservoir; rijsdam; stof; stofdeeltjes; stuw; stuwdam; vergaarbak; vijver; waterkering
sjö meer; zoetwatermeer
- extra
AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
- aanvullend; extra
AdverbTraducciones relacionadasOther Translations
- verder
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
mer meer frequenter; vaker

Palabras relacionadas con "meer":

  • meren, meers, meertje, meertjes

Sinónimos de "meer":


Antónimos de "meer":


Definiciones relacionadas de "meer":

  1. nog iets erbij, een grotere hoeveelheid dan gewoonlijk1
    • ik kreeg meer geld dan vorige week1
  2. grote waterplas, omgeven door land1
    • we gaan naar het meer van Genève1
  3. vaker1
    • dat moet je meer doen!1
  4. naast dat wat al genoemd is1
    • wie waren er nog meer?1

Wiktionary: meer


Cross Translation:
FromToVia
meer längre any more — in negative or interrogative constructions
meer vatten; tjärn; insjö; sjö lake — body of water
meer sjö See — Namensbestandteil vieler Seen[1]
meer insjö See — ein stehendes Gewässer, das von Land umgeben ist
meer mer; mera davantage — Plus. (Sens général).
meer sjö; insjö lac — Étendue d’eau (1):
meer vattenpuss; pöl; damm mare — petit lac, étendue d’eau
meer mest plus — Comparatif de beaucoup

Meer:

Meer adv.

  1. Meer

Translation Matrix for Meer:

Not SpecifiedTraducciones relacionadasOther Translations
Mer Meer

meer forma de meren:

meren [de ~] sustantivo, plural

  1. de meren
    sjöar

meren verbo (meer, meert, meerde, meerden, gemeerd)

  1. meren (vastmeren; aanleggen; aanmeren; )
    förtöja
    • förtöja verbo (förtöjer, förtöjde, förtöjt)

Conjugaciones de meren:

o.t.t.
  1. meer
  2. meert
  3. meert
  4. meren
  5. meren
  6. meren
o.v.t.
  1. meerde
  2. meerde
  3. meerde
  4. meerden
  5. meerden
  6. meerden
v.t.t.
  1. heb gemeerd
  2. hebt gemeerd
  3. heeft gemeerd
  4. hebben gemeerd
  5. hebben gemeerd
  6. hebben gemeerd
v.v.t.
  1. had gemeerd
  2. had gemeerd
  3. had gemeerd
  4. hadden gemeerd
  5. hadden gemeerd
  6. hadden gemeerd
o.t.t.t.
  1. zal meren
  2. zult meren
  3. zal meren
  4. zullen meren
  5. zullen meren
  6. zullen meren
o.v.t.t.
  1. zou meren
  2. zou meren
  3. zou meren
  4. zouden meren
  5. zouden meren
  6. zouden meren
en verder
  1. ben gemeerd
  2. bent gemeerd
  3. is gemeerd
  4. zijn gemeerd
  5. zijn gemeerd
  6. zijn gemeerd
diversen
  1. meer!
  2. meert!
  3. gemeerd
  4. merend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for meren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
sjöar meren
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
förtöja aanleggen; aanmeren; afmeren; meren; vastbinden; vastleggen; vastmaken; vastmeren

Palabras relacionadas con "meren":


Wiktionary: meren


Cross Translation:
FromToVia
meren förtöja moor — to fix or secure, as a vessel, in a particular place by casting anchor, or by fastening with cables or chains
meren befästa; fästa; binda; snöra attacherfixer une chose à une autre, en sorte qu’elle y tenir.

Traducciones relacionadas de meer