Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. bijstellen:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de bijstellen de neerlandés a sueco

bijstellen:

bijstellen verbo (stel bij, stelt bij, stelde bij, stelden bij, bijgesteld)

  1. bijstellen (afstemmen; regelen; afstellen)
    avstämma; justera
    • avstämma verbo (avstämmer, avstämde, avstämt)
    • justera verbo (justerar, justerade, justerat)
  2. bijstellen (aanpassen)
    anpassa; justera
    • anpassa verbo (anpassar, anpassade, anpassat)
    • justera verbo (justerar, justerade, justerat)

Conjugaciones de bijstellen:

o.t.t.
  1. stel bij
  2. stelt bij
  3. stelt bij
  4. stellen bij
  5. stellen bij
  6. stellen bij
o.v.t.
  1. stelde bij
  2. stelde bij
  3. stelde bij
  4. stelden bij
  5. stelden bij
  6. stelden bij
v.t.t.
  1. heb bijgesteld
  2. hebt bijgesteld
  3. heeft bijgesteld
  4. hebben bijgesteld
  5. hebben bijgesteld
  6. hebben bijgesteld
v.v.t.
  1. had bijgesteld
  2. had bijgesteld
  3. had bijgesteld
  4. hadden bijgesteld
  5. hadden bijgesteld
  6. hadden bijgesteld
o.t.t.t.
  1. zal bijstellen
  2. zult bijstellen
  3. zal bijstellen
  4. zullen bijstellen
  5. zullen bijstellen
  6. zullen bijstellen
o.v.t.t.
  1. zou bijstellen
  2. zou bijstellen
  3. zou bijstellen
  4. zouden bijstellen
  5. zouden bijstellen
  6. zouden bijstellen
diversen
  1. stel bij!
  2. stelt bij!
  3. bijgesteld
  4. bijstellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bijstellen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
anpassa aanpassen; bijstellen aanpassen; accommoderen; afstemmen; assimileren; instellen; personaliseren
avstämma afstellen; afstemmen; bijstellen; regelen afstellen; afstemmen; gelijkschakelen
justera aanpassen; afstellen; afstemmen; bijstellen; regelen afstellen; afstemmen; diepte loden; ding rechtzetten; instellen; uitlijnen; uitvullen

Wiktionary: bijstellen


Cross Translation:
FromToVia
bijstellen mörda; avliva; avrätta; dräpa; korrigera rectifiercorriger une chose, la remettre dans l’état, dans l’ordre où elle doit être.