Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. afdekken:


Neerlandés

Traducciones detalladas de afdekken de neerlandés a sueco

afdekken:

afdekken verbo (dek af, dekt af, dekte af, dekten af, afgedekt)

  1. afdekken (afschermen; beschermen; afschutten; beschutten)
    täcka; skydda
    • täcka verbo (täcker, täckte, täckt)
    • skydda verbo (skyddar, skyddade, skyddat)
  2. afdekken (afruimen; opruimen)
    duka av
    • duka av verbo (dukar av, dukade av, dukat av)
  3. afdekken (blinderen)
    bepansra; armera
    • bepansra verbo (bepansrar, bepansrade, bepansrat)
    • armera verbo (armerar, armerade, armerat)

Conjugaciones de afdekken:

o.t.t.
  1. dek af
  2. dekt af
  3. dekt af
  4. dekken af
  5. dekken af
  6. dekken af
o.v.t.
  1. dekte af
  2. dekte af
  3. dekte af
  4. dekten af
  5. dekten af
  6. dekten af
v.t.t.
  1. heb afgedekt
  2. hebt afgedekt
  3. heeft afgedekt
  4. hebben afgedekt
  5. hebben afgedekt
  6. hebben afgedekt
v.v.t.
  1. had afgedekt
  2. had afgedekt
  3. had afgedekt
  4. hadden afgedekt
  5. hadden afgedekt
  6. hadden afgedekt
o.t.t.t.
  1. zal afdekken
  2. zult afdekken
  3. zal afdekken
  4. zullen afdekken
  5. zullen afdekken
  6. zullen afdekken
o.v.t.t.
  1. zou afdekken
  2. zou afdekken
  3. zou afdekken
  4. zouden afdekken
  5. zouden afdekken
  6. zouden afdekken
diversen
  1. dek af!
  2. dekt af!
  3. afgedekt
  4. afdekkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afdekken [znw.] sustantivo

  1. afdekken (afschermen; beschermen)
    skydd
    • skydd [-ett] sustantivo

Translation Matrix for afdekken:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
skydd afdekken; afschermen; beschermen abri; achterhoede; afdaken; asiel; bescherming; beschermingen; beschutting; beveiliging; borgen; dekmantel; garde; geborgenheid; opvangcentrum; overdekkingen; overkappingen; protectie; protecties; schuilplaats; toevluchtshaven; veiligheid; vrijplaats; vrijwaring; wachthuisje; wijkplaats
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
armera afdekken; blinderen
bepansra afdekken; blinderen
duka av afdekken; afruimen; opruimen afruimen
skydda afdekken; afschermen; afschutten; beschermen; beschutten behoeden; behouden; beschermen; bescherming bieden; beschutten; beveiligen; in bescherming nemen; schuilen; toevluchten; uitwijken; verdedigen; wegkruipen
täcka afdekken; afschermen; afschutten; beschermen; beschutten bekleden; bestraten; dekken; indekken; kaften; overdekken; overkappen; overtrekken; overwelven; plaveien; stofferen; van bekleding voorzien
OtherTraducciones relacionadasOther Translations
täcka bedekken; met iets bestrijken
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
täcka overdekt