Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. afrukken:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de afrukken de neerlandés a sueco

afrukken:

afrukken verbo (ruk af, rukt af, rukte af, rukten af, afgerukt)

  1. afrukken (onaneren)
    onanera; runka
    • onanera verbo (onanerar, onanerade, onanerat)
    • runka verbo (runkar, runkade, runkat)
  2. afrukken (afscheuren)
    dra av; riva bort
    • dra av verbo (drar av, drog av, dragit av)
    • riva bort verbo (river bort, rev bort, rivit bort)

Conjugaciones de afrukken:

o.t.t.
  1. ruk af
  2. rukt af
  3. rukt af
  4. rukken af
  5. rukken af
  6. rukken af
o.v.t.
  1. rukte af
  2. rukte af
  3. rukte af
  4. rukten af
  5. rukten af
  6. rukten af
v.t.t.
  1. heb afgerukt
  2. hebt afgerukt
  3. heeft afgerukt
  4. hebben afgerukt
  5. hebben afgerukt
  6. hebben afgerukt
v.v.t.
  1. had afgerukt
  2. had afgerukt
  3. had afgerukt
  4. hadden afgerukt
  5. hadden afgerukt
  6. hadden afgerukt
o.t.t.t.
  1. zal afrukken
  2. zult afrukken
  3. zal afrukken
  4. zullen afrukken
  5. zullen afrukken
  6. zullen afrukken
o.v.t.t.
  1. zou afrukken
  2. zou afrukken
  3. zou afrukken
  4. zouden afrukken
  5. zouden afrukken
  6. zouden afrukken
diversen
  1. ruk af!
  2. rukt af!
  3. afgerukt
  4. afrukkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afrukken [znw.] sustantivo

  1. afrukken (losrukken)
    riva loss

Translation Matrix for afrukken:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
riva loss afrukken; losrukken
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
dra av afrukken; afscheuren afhouden; aftrekken; getallen van elkaar aftrekken; in mindering brengen; inhouden; verrekenen
onanera afrukken; onaneren
riva bort afrukken; afscheuren
runka afrukken; onaneren

Wiktionary: afrukken


Cross Translation:
FromToVia
afrukken plocka cueillirdétacher des fruits, des fleurs, des légumes de leurs branches ou de leurs tiges.