Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. afsplitsing:


Neerlandés

Traducciones detalladas de afsplitsing de neerlandés a sueco

afsplitsing:

afsplitsing [de ~ (v)] sustantivo

  1. de afsplitsing (afsplijting; afsplitsen; afsplijten)
    klyvning
  2. de afsplitsing (afscheiding)
    separation; avskiljande

Translation Matrix for afsplitsing:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
avskiljande afscheiding; afsplitsing scheiding; segregatie; verbreking
klyvning afsplijten; afsplijting; afsplitsen; afsplitsing barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing
separation afscheiding; afsplitsing afscheiding; afzondering; isolering