Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. aftakelen:


Neerlandés

Traducciones detalladas de aftakelen de neerlandés a sueco

aftakelen:

aftakelen verbo (takel af, takelt af, takelde af, takelden af, afgetakeld)

  1. aftakelen (verzwakken; wegglijden)
    försvaga
    • försvaga verbo (försvager, försvagde, försvagt)
  2. aftakelen (wegzinken; vervallen; wegglijden; )
    gå under; gå nedförsbacke
    • gå under verbo (går under, gick under, gått under)
    • gå nedförsbacke verbo (går nedförsbacke, gick nedförsbacke, gått nedförsbacke)

Conjugaciones de aftakelen:

o.t.t.
  1. takel af
  2. takelt af
  3. takelt af
  4. takelen af
  5. takelen af
  6. takelen af
o.v.t.
  1. takelde af
  2. takelde af
  3. takelde af
  4. takelden af
  5. takelden af
  6. takelden af
v.t.t.
  1. ben afgetakeld
  2. bent afgetakeld
  3. is afgetakeld
  4. zijn afgetakeld
  5. zijn afgetakeld
  6. zijn afgetakeld
v.v.t.
  1. was afgetakeld
  2. was afgetakeld
  3. was afgetakeld
  4. waren afgetakeld
  5. waren afgetakeld
  6. waren afgetakeld
o.t.t.t.
  1. zal aftakelen
  2. zult aftakelen
  3. zal aftakelen
  4. zullen aftakelen
  5. zullen aftakelen
  6. zullen aftakelen
o.v.t.t.
  1. zou aftakelen
  2. zou aftakelen
  3. zou aftakelen
  4. zouden aftakelen
  5. zouden aftakelen
  6. zouden aftakelen
diversen
  1. takel af!
  2. takelt af!
  3. afgetakeld
  4. aftakelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aftakelen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
gå under wegzakken
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
försvaga aftakelen; verzwakken; wegglijden aan kracht inboeten; ontkrachten; ontzenuwen; uitputten; verslappen; verzwakken; weerleggen; zwak worden; zwakker worden
gå nedförsbacke afglijden; aftakelen; afzakken; inzinken; vervallen; wegglijden; wegzinken
gå under afglijden; aftakelen; afzakken; inzinken; vervallen; wegglijden; wegzinken omlaag gaan; onder water gaan; ondergaan; zinken