Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. amputeren:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de amputeren de neerlandés a sueco

amputeren:

amputeren verbo (amputeer, amputeert, amputeerde, amputeerden, geamputeerd)

  1. amputeren (afzetten)
    avskära; amputera
    • avskära verbo (avskär, avskar, avskurit)
    • amputera verbo (amputerar, amputerade, amputerat)

Conjugaciones de amputeren:

o.t.t.
  1. amputeer
  2. amputeert
  3. amputeert
  4. amputeren
  5. amputeren
  6. amputeren
o.v.t.
  1. amputeerde
  2. amputeerde
  3. amputeerde
  4. amputeerden
  5. amputeerden
  6. amputeerden
v.t.t.
  1. heb geamputeerd
  2. hebt geamputeerd
  3. heeft geamputeerd
  4. hebben geamputeerd
  5. hebben geamputeerd
  6. hebben geamputeerd
v.v.t.
  1. had geamputeerd
  2. had geamputeerd
  3. had geamputeerd
  4. hadden geamputeerd
  5. hadden geamputeerd
  6. hadden geamputeerd
o.t.t.t.
  1. zal amputeren
  2. zult amputeren
  3. zal amputeren
  4. zullen amputeren
  5. zullen amputeren
  6. zullen amputeren
o.v.t.t.
  1. zou amputeren
  2. zou amputeren
  3. zou amputeren
  4. zouden amputeren
  5. zouden amputeren
  6. zouden amputeren
diversen
  1. amputeer!
  2. amputeert!
  3. geamputeerd
  4. amputerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

amputeren [znw.] sustantivo

  1. amputeren (wegnemen; amputatie; afzetten)
    amputera

Translation Matrix for amputeren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
amputera afzetten; amputatie; amputeren; wegnemen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
amputera afzetten; amputeren
avskära afzetten; amputeren

Wiktionary: amputeren


Cross Translation:
FromToVia
amputeren amputera amputate — To surgically remove a body part
amputeren amputera amputer — chir|fr enlever, à l’aide d’instruments tranchants, un membre, une partie du corps.