Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. ban:
  2. bannen:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de ban de neerlandés a sueco

ban:

ban [de ~ (m)] sustantivo

  1. de ban (kerkban)
    förbanna
  2. de ban (betoverende invloed)
    förtrollning

Translation Matrix for ban:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
förbanna ban; kerkban
förtrollning ban; betoverende invloed aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; aantrekkingskracht; bekoorlijkheid; bekoring; charme; gratie; tovenarij; toverformule; toverkunst; tovermiddel; toverspreuk; toverwoord
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
förbanna bannen; bezweren; ketteren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdoemen; verdrijven; verjagen; vervloeken; verwensen; vloeken; wegjagen

Palabras relacionadas con "ban":


Wiktionary: ban


Cross Translation:
FromToVia
ban förbud bar — official order prohibiting some activity
ban amulett; berlock charm — something with magic power
ban område; landområde territoireétendue de terre plus ou moins précisément délimitée.

ban forma de bannen:

bannen verbo (ban, bant, bande, banden, geband)

  1. bannen (uitbannen; verbannen; verdrijven; )
    utdriva; förbanna; utstöta; utesluta
    • utdriva verbo (utdrivar, utdrivade, utdrivat)
    • förbanna verbo (förbannar, förbannade, förbannat)
    • utstöta verbo (utstöter, utstötte, utstött)
    • utesluta verbo (uteslutar, uteslutade, uteslutat)

Conjugaciones de bannen:

o.t.t.
  1. ban
  2. bant
  3. bant
  4. bannen
  5. bannen
  6. bannen
o.v.t.
  1. bande
  2. bande
  3. bande
  4. banden
  5. banden
  6. banden
v.t.t.
  1. heb geband
  2. hebt geband
  3. heeft geband
  4. hebben geband
  5. hebben geband
  6. hebben geband
v.v.t.
  1. had geband
  2. had geband
  3. had geband
  4. hadden geband
  5. hadden geband
  6. hadden geband
o.t.t.t.
  1. zal bannen
  2. zult bannen
  3. zal bannen
  4. zullen bannen
  5. zullen bannen
  6. zullen bannen
o.v.t.t.
  1. zou bannen
  2. zou bannen
  3. zou bannen
  4. zouden bannen
  5. zouden bannen
  6. zouden bannen
diversen
  1. ban!
  2. bant!
  3. geband
  4. bannende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bannen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
förbanna ban; kerkban
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
förbanna bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen ketteren; verdoemen; vervloeken; verwensen; vloeken
utdriva bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen
utesluta bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen buitensluiten; schorsen; suspenderen; uitsluiten; uitzonderen; weglaten
utstöta bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen

Palabras relacionadas con "bannen":