Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. beloop:
  2. belopen:


Neerlandés

Traducciones detalladas de beloop de neerlandés a sueco

beloop:

beloop [het ~] sustantivo

  1. het beloop
    bana; lopp; kapplöpning

Translation Matrix for beloop:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
bana beloop afstand; baan; baanvak; carrière; etappe; loopbaan; pad; ronde; route; tournee; traject; weg
kapplöpning beloop race; wedloop; wedren
lopp beloop hardloopwedstrijd; hardloperij; loop; race; wedloop; wedloop van hardlopers; wedren
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
lopp motorracen; racen

beloop forma de belopen:

belopen verbo (beloop, beloopt, beliep, beliepen, beloopt)

  1. belopen (bewandelen; betreden; te voet afleggen)
    gå på; beträda; vandra på
    • gå på verbo (går på, gick på, gått på)
    • beträda verbo (beträder, beträdde, beträtt)
    • vandra på verbo (vandrar på, vandrade på, vandrat på)

Conjugaciones de belopen:

o.t.t.
  1. beloop
  2. beloopt
  3. beloopt
  4. belopen
  5. belopen
  6. belopen
o.v.t.
  1. beliep
  2. beliep
  3. beliep
  4. beliepen
  5. beliepen
  6. beliepen
v.t.t.
  1. heb beloopt
  2. hebt beloopt
  3. heeft beloopt
  4. hebben beloopt
  5. hebben beloopt
  6. hebben beloopt
v.v.t.
  1. had beloopt
  2. had beloopt
  3. had beloopt
  4. hadden beloopt
  5. hadden beloopt
  6. hadden beloopt
o.t.t.t.
  1. zal belopen
  2. zult belopen
  3. zal belopen
  4. zullen belopen
  5. zullen belopen
  6. zullen belopen
o.v.t.t.
  1. zou belopen
  2. zou belopen
  3. zou belopen
  4. zouden belopen
  5. zouden belopen
  6. zouden belopen
diversen
  1. beloop!
  2. beloopt!
  3. beloopt
  4. belopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for belopen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
beträda belopen; betreden; bewandelen; te voet afleggen betreden
gå på belopen; betreden; bewandelen; te voet afleggen doorduwen
vandra på belopen; betreden; bewandelen; te voet afleggen