Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. besparen:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de besparen de neerlandés a sueco

besparen:

besparen verbo (bespaar, bespaart, bespaarde, bespaarden, bespaard)

  1. besparen (geld besparen; matigen; minder gebruiken)
    spara; inspara; inskränka utgifterna
    • spara verbo (sparar, sparade, sparat)
    • inspara verbo (insparar, insparade, insparat)
    • inskränka utgifterna verbo (inskränker utgifterna, inskränkte utgifterna, inskränkt utgifterna)
  2. besparen (bezuinigen; matigen; korten)
    reducera; förmindra
    • reducera verbo (reducerar, reducerade, reducerat)
    • förmindra verbo (förmindrar, förmindrade, förmindrat)
  3. besparen (minder gebruiken; matigen)
    spara; göra inskränkningar; använda mindre

Conjugaciones de besparen:

o.t.t.
  1. bespaar
  2. bespaart
  3. bespaart
  4. besparen
  5. besparen
  6. besparen
o.v.t.
  1. bespaarde
  2. bespaarde
  3. bespaarde
  4. bespaarden
  5. bespaarden
  6. bespaarden
v.t.t.
  1. heb bespaard
  2. hebt bespaard
  3. heeft bespaard
  4. hebben bespaard
  5. hebben bespaard
  6. hebben bespaard
v.v.t.
  1. had bespaard
  2. had bespaard
  3. had bespaard
  4. hadden bespaard
  5. hadden bespaard
  6. hadden bespaard
o.t.t.t.
  1. zal besparen
  2. zult besparen
  3. zal besparen
  4. zullen besparen
  5. zullen besparen
  6. zullen besparen
o.v.t.t.
  1. zou besparen
  2. zou besparen
  3. zou besparen
  4. zouden besparen
  5. zouden besparen
  6. zouden besparen
diversen
  1. bespaar!
  2. bespaart!
  3. bespaard
  4. besparend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for besparen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
använda mindre besparen; matigen; minder gebruiken
förmindra besparen; bezuinigen; korten; matigen
göra inskränkningar besparen; matigen; minder gebruiken
inskränka utgifterna besparen; geld besparen; matigen; minder gebruiken
inspara besparen; geld besparen; matigen; minder gebruiken
reducera besparen; bezuinigen; korten; matigen afprijzen; door koken dikker maken; door koken verdikken; inbinden; indikken; inkoken; lager maken; minder maken; minimaliseren; reduceren; verdikken; verlagen; verminderen
spara besparen; geld besparen; matigen; minder gebruiken achterhouden; archiveren; behouden; bespreken; bewaren; in acht nemen; ontzien; opbergen; opslaan; opsparen; opzijleggen; reis boeken; reserveren; sparen; terughouden; vastleggen; verschonen; zuinig zijn

Wiktionary: besparen


Cross Translation:
FromToVia
besparen spara économiserdépenser avec ménagement, avec le souci d’épargner.
besparen spara épargner — Ménager quelque chose, ne l’employer qu’avec réserve.

Traducciones relacionadas de besparen