Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. bonk:
  2. bonken:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de bonk de neerlandés a sueco

bonk:

bonk [de ~ (m)] sustantivo

  1. de bonk (bonkend geluid)
    jätte; väldig

Translation Matrix for bonk:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
jätte bonk; bonkend geluid beer; gevaarte; gigant; grote man; joekel; kanjer; knaap; knoert; kokker; kokkerd; loei; reus; titaan
väldig bonk; bonkend geluid
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
väldig gigantisch; groots; grootschalig; immens; kolossaal; reusachtig; reuze; zeer groot

Palabras relacionadas con "bonk":


Wiktionary: bonk


Cross Translation:
FromToVia
bonk fragment; brottstycke fragmentmorceau de quelque chose qui casser, briser, séparer de son tout.
bonk bit morceauportion séparée d’une chose solide qui peut être manger.
bonk aktstycke; gemak; kammare; bit piècepartie, portion, morceau d’un tout.

bonk forma de bonken:

bonken verbo (bonk, bonkt, bonkte, bonkten, gebonkt)

  1. bonken (slaan; rammen; hameren)
    slå; hammra
    • slå verbo (slår, slog, slagit)
    • hammra verbo (hammrar, hammrade, hammrat)

Conjugaciones de bonken:

o.t.t.
  1. bonk
  2. bonkt
  3. bonkt
  4. bonken
  5. bonken
  6. bonken
o.v.t.
  1. bonkte
  2. bonkte
  3. bonkte
  4. bonkten
  5. bonkten
  6. bonkten
v.t.t.
  1. heb gebonkt
  2. hebt gebonkt
  3. heeft gebonkt
  4. hebben gebonkt
  5. hebben gebonkt
  6. hebben gebonkt
v.v.t.
  1. had gebonkt
  2. had gebonkt
  3. had gebonkt
  4. hadden gebonkt
  5. hadden gebonkt
  6. hadden gebonkt
o.t.t.t.
  1. zal bonken
  2. zult bonken
  3. zal bonken
  4. zullen bonken
  5. zullen bonken
  6. zullen bonken
o.v.t.t.
  1. zou bonken
  2. zou bonken
  3. zou bonken
  4. zouden bonken
  5. zouden bonken
  6. zouden bonken
diversen
  1. bonk!
  2. bonkt!
  3. gebonkt
  4. bonkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bonken:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
slå hit; kasstuk; klapper; kraker; schlager; succes; succesnummer; successtuk; topper; treffer
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
hammra bonken; hameren; rammen; slaan
slå bonken; hameren; rammen; slaan dichtslaan; dichtwerpen; een klap geven; een opdonder verkopen; fijnwrijven; frapperen; grijpen; hard slaan; hengsten; krenken; kwetsen; maaien; meppen; slaan; timmeren; toeslaan

Palabras relacionadas con "bonken":