Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. botsen:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de botsen de neerlandés a sueco

botsen:

botsen verbo (bots, botst, botste, botsten, gebotst)

  1. botsen (stoten op; op elkaar stoten; aanrijden; op elkaar knallen)
    kollidera; stöta ihop; stöta inpå
    • kollidera verbo (kolliderar, kolliderade, kolliderat)
    • stöta ihop verbo (stöter ihop, stötte ihop, stött ihop)
    • stöta inpå verbo (stöter inpå, stötte inpå, stött inpå)

Conjugaciones de botsen:

o.t.t.
  1. bots
  2. botst
  3. botst
  4. botsen
  5. botsen
  6. botsen
o.v.t.
  1. botste
  2. botste
  3. botste
  4. botsten
  5. botsten
  6. botsten
v.t.t.
  1. ben gebotst
  2. bent gebotst
  3. is gebotst
  4. zijn gebotst
  5. zijn gebotst
  6. zijn gebotst
v.v.t.
  1. was gebotst
  2. was gebotst
  3. was gebotst
  4. waren gebotst
  5. waren gebotst
  6. waren gebotst
o.t.t.t.
  1. zal botsen
  2. zult botsen
  3. zal botsen
  4. zullen botsen
  5. zullen botsen
  6. zullen botsen
o.v.t.t.
  1. zou botsen
  2. zou botsen
  3. zou botsen
  4. zouden botsen
  5. zouden botsen
  6. zouden botsen
diversen
  1. bots!
  2. botst!
  3. gebotst
  4. botsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for botsen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
stöta ihop horten; schokken
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
kollidera aanrijden; botsen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; stoten op
stöta ihop aanrijden; botsen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; stoten op aanvaren
stöta inpå aanrijden; botsen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; stoten op

Wiktionary: botsen


Cross Translation:
FromToVia
botsen slå emot; stöta emot knock — to bump or impact
botsen slå ned; dunsa ned aufprallen — heftig auf etwas aufschlagen

Traducciones relacionadas de botsen