Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. culmineren:


Neerlandés

Traducciones detalladas de culmineren de neerlandés a sueco

culmineren:

culmineren verbo (culimineer, culimineert, culimineerde, culimineerden, geculimineerd)

  1. culmineren
    leda till; resultera i; sluta i; kulminera i
    • leda till verbo (ledar till, ledade till, ledat till)
    • resultera i verbo (resulterar i, resulterade i, resulterat i)
    • sluta i verbo (slutar i, slutade i, slutat i)
    • kulminera i verbo (kulminerar i, kulminerade i, kulminerat i)

Conjugaciones de culmineren:

o.t.t.
  1. culimineer
  2. culimineert
  3. culimineert
  4. culimineren
  5. culimineren
  6. culimineren
o.v.t.
  1. culimineerde
  2. culimineerde
  3. culimineerde
  4. culimineerden
  5. culimineerden
  6. culimineerden
v.t.t.
  1. heb geculimineerd
  2. hebt geculimineerd
  3. heeft geculimineerd
  4. hebben geculimineerd
  5. hebben geculimineerd
  6. hebben geculimineerd
v.v.t.
  1. had geculimineerd
  2. had geculimineerd
  3. had geculimineerd
  4. hadden geculimineerd
  5. hadden geculimineerd
  6. hadden geculimineerd
o.t.t.t.
  1. zal culmineren
  2. zult culmineren
  3. zal culmineren
  4. zullen culmineren
  5. zullen culmineren
  6. zullen culmineren
o.v.t.t.
  1. zou culmineren
  2. zou culmineren
  3. zou culmineren
  4. zouden culmineren
  5. zouden culmineren
  6. zouden culmineren
en verder
  1. is geculimineerd
  2. zijn geculimineerd
diversen
  1. culimineer!
  2. culimineert!
  3. geculimineerd
  4. culiminerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for culmineren:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
kulminera i culmineren
leda till culmineren leiden tot; omhoogvoeren; resultaat; resulteren; tot gevolg hebben; uitkomen bij; uitmonden; uitvloeien in
resultera i culmineren resultaat; resulteren; tot gevolg hebben; uitkomen bij; uitmonden; uitvloeien in
sluta i culmineren