Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. fiasco:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de fiasco de neerlandés a sueco

fiasco:

fiasco [het ~] sustantivo

  1. het fiasco (tegenvaller; teleurstelling; misrekening; )
    besvikelse
  2. het fiasco (mislukking; echec; flop; afgang; misser)
    misslyckande

Translation Matrix for fiasco:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
besvikelse fiasco; flop; misrekening; misslag; slag; sof; tegenvaller; teleurstelling; terugslag afknapper; desillusie; laten zakken; neerlaten; ontgoocheling; teleurstelling
misslyckande afgang; echec; fiasco; flop; mislukking; misser misschot; misser; stuklopen; vastlopen

Wiktionary: fiasco


Cross Translation:
FromToVia
fiasco debacle debacle — event or enterprise that ends suddenly and disastrously