Neerlandés

Traducciones detalladas de fijnheid de neerlandés a sueco

fijnheid:


fijnheid forma de fijn:


Translation Matrix for fijn:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
smalt engte; nauwte
AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
- leuk; prettig
OtherTraducciones relacionadasOther Translations
litet 'n beetje; enig; wat
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
angenäm aangenaam; behaaglijk; fijn; leuk; plezant; plezierig; prettig aangenaam; genietbaar; plezierig; te genieten
angenämt aangenaam; behaaglijk; fijn; lekker; leuk; plezant; plezierig; prettig aangenaam; comfortabel; gemakkelijk; genietbaar; geriefelijk; te genieten
behaglig aangenaam; fijn; lekker; prettig aangenaam; behaaglijk; draagbaar; gerieflijk; goedzittend; jofel; knus; poeslief; senang
behagligt aangenaam; behaaglijk; fijn; lekker; leuk; plezant; plezierig; prettig aangenaam; aanvallig; behaaglijk; bevallig; comfortabel; draagbaar; gemakkelijk; geriefelijk; gerieflijk; goedzittend; gracieus; jofel; plezierig; poeslief; senang; sierlijk
delikat breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; slank en smal; teder; teer; tenger; zwak breekbaar; broos; fragiel; kwetsbaar; teer; zwak
fin breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; teder; teer; tenger; zwak kittig; kwetsbaar; teer
fint breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; subtiel; teder; teer; tenger; zwak kittig; kwetsbaar; teer
glatt aangenaam; behaaglijk; fijn; leuk; plezant; plezierig; prettig blij; blijgestemd; blijmoedig; dartel; fleurig; gelukkig; glad; glibberig; heugelijk; heuglijk; jolig; kleurrijk; lachziek; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tevreden; tierig; uitgelaten; verblijd; verblijdend; vergenoegd; verheugd; voldaan; vreugdevol; vrolijk
klent breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; teder; teer; tenger; zwak bleekjes; kwetsbaar; onsolide; pips; slap; slapjes; teer; wee; ziekelijk; zwak
liten dun; fijn; fijngebouwd; rank; slank; tenger gering; klein; luttel; miniem; minimaal; minste; ondermaats; van geringe afmeting; weinig
litet dun; fijn; fijngebouwd; rank; slank; tenger gering; in geringe mate; klein; lichtelijk; luttel; miniem; minimaal; minste; ondermaats; van geringe afmeting; weinig
lycklig aangenaam; behaaglijk; fijn; leuk; plezant; plezierig; prettig blijmoedig; fortuinlijk; gelukkig; gelukzalig; heugelijk; heuglijk; opgewekt; verblijdend; verrukt; zalig; zielsgelukkig
lyckligt aangenaam; behaaglijk; fijn; leuk; plezant; plezierig; prettig blijmoedig; dolgelukkig; fortuinlijk; geluk genietend; gelukkig; gelukzalig; heugelijk; heuglijk; opgewekt; verblijdend; verrukt; zalig; zielsgelukkig
njutbart aangenaam; fijn; lekker; prettig genietbaar; te genieten
skört breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; teder; teer; tenger; zwak bleekjes; bros; kwetsbaar; los; mul; onsolide; pips; pulverig; rul; slap; slapjes; teer; wee; ziekelijk; zwak
smalt dun; fijn; fijngebouwd; rank; slank; tenger eng; knokig; mager; nauw; opvliegend; scharminkelig; smal; smalletjes; spichtig; sprieterig; tenger; van geringe breedte
spröd breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; teder; teer; tenger; zwak bros
sprött breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; teder; teer; tenger; zwak bros; knappend; kwetsbaar; teer
späd breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; teder; teer; tenger; zwak
spätt breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; teder; teer; tenger; zwak delicaat; fijn van smaak; kwetsbaar; teer
subtil fijn; subtiel
subtilt fijn; subtiel fijntjes; fijnzinnig; verfijnd
trevlig aangenaam; behaaglijk; fijn; lekker; leuk; plezant; plezierig; prettig aangenaam; betoverend; bijzonder aangenaam; comfortabel; gemakkelijk; geriefelijk; gezellig; heugelijk; heuglijk; huiselijk; knus; knusjes; leuk; luisterrijk; magnifiek; menswaardig; prachtig; prettig; schitterend; verblijdend
trevligt aangenaam; behaaglijk; fijn; lekker; leuk; plezant; plezierig; prettig aangenaam; aanlokkelijk; aantrekkelijk; attractief; bekoorlijk; betoverend; bevallig; charmant; comfortabel; gemakkelijk; genietbaar; geriefelijk; heugelijk; heuglijk; jofel; knap; leuk; luisterrijk; magnifiek; menswaardig; mooi; plezierig; prachtig; prettig; schitterend; te genieten; verblijdend
tunn fijn; subtiel vliesachtig; vliesdun; vliezig
tunnt fijn; subtiel slap; vliesachtig; vliesdun; vliezig; waterachtig; waterig
ömtåligt breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; teder; teer; tenger; zwak angstig voor pijn; bleekjes; delicaat; eindig; fijn van smaak; fijngevoelig; fijnzinnig; kleinzerig; kwetsbaar; pips; slap; slapjes; teer; teerbesnaard; teergevoelig; vergankelijk; voorbijgaand; wee; ziekelijk; zwak

Palabras relacionadas con "fijn":


Sinónimos de "fijn":


Antónimos de "fijn":


Definiciones relacionadas de "fijn":

  1. waarvan je in een goede stemming komt1
    • ik heb een fijne jeugd gehad1
  2. van bijzondere kwaliteit1
    • fijne vleeswaren1
  3. van kleine of dunne deeltjes1
    • je moet deze kaas fijnmalen1

Wiktionary: fijn


Cross Translation:
FromToVia
fijn finkornig; fin fine — made up of particularly small pieces
fijn vänlig; sympatisk nice — pleasant
fijn fin nice — showing or requiring great precision or sensitive discernment
fijn angenäm; trevlig pleasant — giving pleasure; pleasing in manner
fijn amper; egg; gräll; gäll; skarp; subtil; spirituell findélié, menu, mince ou étroit.
fijn renlärig orthodoxe — (religion) Qui est conforme à la droite et saine opinion en matière de religion.
fijn läcker; smakfull; smaklig savoureux — Qui a une bonne saveur, une saveur agréable.
fijn saftig; läcker; smakfull; smaklig succulent — Savoureux