Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. geïrriteerd:
  2. irriteren:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de geïrriteerd de neerlandés a sueco

geïrriteerd:

geïrriteerd adj.

  1. geïrriteerd (prikkelbaar; aangebrand; pissig; geprikkeld; geërgerd)
  2. geïrriteerd (geërgerd; geprikkeld)

Translation Matrix for geïrriteerd:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
stött beledigde
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
irriterat aangebrand; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; pissig; prikkelbaar boos; dol; furieus; gepikeerd; hels; kwaad; laaiend; nijdig; ontstemd; ontstoken; razend; tierend; woedend; woest
störd geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd
stört geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd
stött aangebrand; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; pissig; prikkelbaar gepikeerd; ontstemd; wrevelig

Palabras relacionadas con "geïrriteerd":

  • geïrriteerdheid, geïrriteerde

geïrriteerd forma de irriteren:

irriteren verbo (irriteer, irriteert, irriteerde, irriteerden, geïrriteerd)

  1. irriteren (vervelen; op de zenuwen werken; ergeren)
    irritera; störa; reta; förarga
    • irritera verbo (irriterar, irriterade, irriterat)
    • störa verbo (stör, störde, stört)
    • reta verbo (retar, retade, retat)
    • förarga verbo (förargar, förargade, förargat)

Conjugaciones de irriteren:

o.t.t.
  1. irriteer
  2. irriteert
  3. irriteert
  4. irriteren
  5. irriteren
  6. irriteren
o.v.t.
  1. irriteerde
  2. irriteerde
  3. irriteerde
  4. irriteerden
  5. irriteerden
  6. irriteerden
v.t.t.
  1. heb geïrriteerd
  2. hebt geïrriteerd
  3. heeft geïrriteerd
  4. hebben geïrriteerd
  5. hebben geïrriteerd
  6. hebben geïrriteerd
v.v.t.
  1. had geïrriteerd
  2. had geïrriteerd
  3. had geïrriteerd
  4. hadden geïrriteerd
  5. hadden geïrriteerd
  6. hadden geïrriteerd
o.t.t.t.
  1. zal irriteren
  2. zult irriteren
  3. zal irriteren
  4. zullen irriteren
  5. zullen irriteren
  6. zullen irriteren
o.v.t.t.
  1. zou irriteren
  2. zou irriteren
  3. zou irriteren
  4. zouden irriteren
  5. zouden irriteren
  6. zouden irriteren
en verder
  1. ben geïrriteerd
  2. bent geïrriteerd
  3. is geïrriteerd
  4. zijn geïrriteerd
  5. zijn geïrriteerd
  6. zijn geïrriteerd
diversen
  1. irriteer!
  2. irriteert!
  3. geïrriteerd
  4. irriterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for irriteren:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
förarga ergeren; irriteren; op de zenuwen werken; vervelen ontstemmen
irritera ergeren; irriteren; op de zenuwen werken; vervelen ontstemmen
reta ergeren; irriteren; op de zenuwen werken; vervelen aanleiding geven tot; kietelen; kittelen; ontlokken; ophitsen; provoceren; sjaggeren; uitdagen; uitlokken
störa ergeren; irriteren; op de zenuwen werken; vervelen ontrieven; tobben; verstoren; vertoornen

Wiktionary: irriteren


Cross Translation:
FromToVia
irriteren förbittra exacerbate — to irritate
irriteren förarga agaceraffecter d’une irritation nerveuse.
irriteren irritera irritermettre en colère.

Traducciones automáticas externas: