Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. geciviliseerd:
  2. civiliseren:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de geciviliseerd de neerlandés a sueco

geciviliseerd:

geciviliseerd adj.

  1. geciviliseerd (ontwikkeld; beschaafd; gecultiveerd)

Translation Matrix for geciviliseerd:

ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
bildad beschaafd; geciviliseerd; gecultiveerd; ontwikkeld geleerd; intelligent; slim; wijs
kultiverad beschaafd; geciviliseerd; gecultiveerd; ontwikkeld

Wiktionary: geciviliseerd


Cross Translation:
FromToVia
geciviliseerd civiliserad civil — behaving in a reasonable or polite manner

geciviliseerd forma de civiliseren:

civiliseren verbo (civiliseer, civiliseert, civiliseerde, civiliseerden, geciviliseerd)

  1. civiliseren (beschaven; cultiveren; ontwikkelen)
    odla; civilisera
    • odla verbo (odlar, odlade, odlat)
    • civilisera verbo (civiliserar, civiliserade, civiliserat)

Conjugaciones de civiliseren:

o.t.t.
  1. civiliseer
  2. civiliseert
  3. civiliseert
  4. civiliseren
  5. civiliseren
  6. civiliseren
o.v.t.
  1. civiliseerde
  2. civiliseerde
  3. civiliseerde
  4. civiliseerden
  5. civiliseerden
  6. civiliseerden
v.t.t.
  1. ben geciviliseerd
  2. bent geciviliseerd
  3. is geciviliseerd
  4. zijn geciviliseerd
  5. zijn geciviliseerd
  6. zijn geciviliseerd
v.v.t.
  1. was geciviliseerd
  2. was geciviliseerd
  3. was geciviliseerd
  4. waren geciviliseerd
  5. waren geciviliseerd
  6. waren geciviliseerd
o.t.t.t.
  1. zal civiliseren
  2. zult civiliseren
  3. zal civiliseren
  4. zullen civiliseren
  5. zullen civiliseren
  6. zullen civiliseren
o.v.t.t.
  1. zou civiliseren
  2. zou civiliseren
  3. zou civiliseren
  4. zouden civiliseren
  5. zouden civiliseren
  6. zouden civiliseren
diversen
  1. civiliseer!
  2. civiliseert!
  3. geciviliseerd
  4. civiliserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for civiliseren:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
civilisera beschaven; civiliseren; cultiveren; ontwikkelen
odla beschaven; civiliseren; cultiveren; ontwikkelen aankweken; aanplanten; aardappelen poten; fokken; genereren; groeien; groot worden; kweken; ontginnen; opgroeien; opkweken; planten; poten; procreëren; telen; verbouwen; voor landbouw klaar maken; voortbrengen