Neerlandés

Traducciones detalladas de gecultiveerd de neerlandés a sueco

gecultiveerd:


gecultiveerd forma de cultiveren:

cultiveren verbo (cultiveer, cultiveert, cultiveerde, cultiveerden, gecultiveerd)

  1. cultiveren (beschaven; ontwikkelen; civiliseren)
    odla; civilisera
    • odla verbo (odlar, odlade, odlat)
    • civilisera verbo (civiliserar, civiliserade, civiliserat)

Conjugaciones de cultiveren:

o.t.t.
  1. cultiveer
  2. cultiveert
  3. cultiveert
  4. cultiveren
  5. cultiveren
  6. cultiveren
o.v.t.
  1. cultiveerde
  2. cultiveerde
  3. cultiveerde
  4. cultiveerden
  5. cultiveerden
  6. cultiveerden
v.t.t.
  1. heb gecultiveerd
  2. hebt gecultiveerd
  3. heeft gecultiveerd
  4. hebben gecultiveerd
  5. hebben gecultiveerd
  6. hebben gecultiveerd
v.v.t.
  1. had gecultiveerd
  2. had gecultiveerd
  3. had gecultiveerd
  4. hadden gecultiveerd
  5. hadden gecultiveerd
  6. hadden gecultiveerd
o.t.t.t.
  1. zal cultiveren
  2. zult cultiveren
  3. zal cultiveren
  4. zullen cultiveren
  5. zullen cultiveren
  6. zullen cultiveren
o.v.t.t.
  1. zou cultiveren
  2. zou cultiveren
  3. zou cultiveren
  4. zouden cultiveren
  5. zouden cultiveren
  6. zouden cultiveren
en verder
  1. ben gecultiveerd
  2. bent gecultiveerd
  3. is gecultiveerd
  4. zijn gecultiveerd
  5. zijn gecultiveerd
  6. zijn gecultiveerd
diversen
  1. cultiveer!
  2. cultiveert!
  3. gecultiveerd
  4. cultiverend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

cultiveren [znw.] sustantivo

  1. cultiveren (beschaven; ontwikkelen; vormen)
    civilserad
  2. cultiveren (bevorderen; stimuleren)

Translation Matrix for cultiveren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
civilserad beschaven; cultiveren; ontwikkelen; vormen
förbättringar bevorderen; cultiveren; stimuleren verbeteringen
stimulanser bevorderen; cultiveren; stimuleren
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
civilisera beschaven; civiliseren; cultiveren; ontwikkelen
odla beschaven; civiliseren; cultiveren; ontwikkelen aankweken; aanplanten; aardappelen poten; fokken; genereren; groeien; groot worden; kweken; ontginnen; opgroeien; opkweken; planten; poten; procreëren; telen; verbouwen; voor landbouw klaar maken; voortbrengen