Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. glinsterend:
  2. glinsteren:


Neerlandés

Traducciones detalladas de glinsterend de neerlandés a sueco

glinsterend:

glinsterend adj.

  1. glinsterend (schitterend)
  2. glinsterend (schitterend; fonkelend)

Translation Matrix for glinsterend:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
sprudlande borrelen; bruisen; fonkeling; geborrel; gebruis; gebubbel; gefonkel; gesprankel; glinstering; het bruisen; opbruising
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
sprudlande glinsterend; schitterend
strålande fonkelend; glinsterend; schitterend brandend; stralend; vlammend
vacker fonkelend; glinsterend; schitterend

glinsteren:

glinsteren verbo (glinster, glinstert, glinsterde, glinsterden, geglinsterd)

  1. glinsteren (fonkelen; glimmen)
    gnistra; sprudla
    • gnistra verbo (gnistrar, gnistrade, gnistrat)
    • sprudla verbo (sprudlar, sprudlade, sprudlat)
  2. glinsteren (schitteren; fonkelen)
    glittra; glänsa; glimma; blänka
    • glittra verbo (glittrar, glittrade, glittrat)
    • glänsa verbo (glänser, glänste, glänst)
    • glimma verbo (glimmar, glimmade, glimmat)
    • blänka verbo (blänker, blänkte, blänkt)
  3. glinsteren (schitteren)
    glittra; blänka
    • glittra verbo (glittrar, glittrade, glittrat)
    • blänka verbo (blänker, blänkte, blänkt)

Conjugaciones de glinsteren:

o.t.t.
  1. glinster
  2. glinstert
  3. glinstert
  4. glinsteren
  5. glinsteren
  6. glinsteren
o.v.t.
  1. glinsterde
  2. glinsterde
  3. glinsterde
  4. glinsterden
  5. glinsterden
  6. glinsterden
v.t.t.
  1. heb geglinsterd
  2. hebt geglinsterd
  3. heeft geglinsterd
  4. hebben geglinsterd
  5. hebben geglinsterd
  6. hebben geglinsterd
v.v.t.
  1. had geglinsterd
  2. had geglinsterd
  3. had geglinsterd
  4. hadden geglinsterd
  5. hadden geglinsterd
  6. hadden geglinsterd
o.t.t.t.
  1. zal glinsteren
  2. zult glinsteren
  3. zal glinsteren
  4. zullen glinsteren
  5. zullen glinsteren
  6. zullen glinsteren
o.v.t.t.
  1. zou glinsteren
  2. zou glinsteren
  3. zou glinsteren
  4. zouden glinsteren
  5. zouden glinsteren
  6. zouden glinsteren
diversen
  1. glinster!
  2. glinstert!
  3. geglinsterd
  4. glinsterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for glinsteren:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
blänka fonkelen; glinsteren; schitteren gloren; vonken
glimma fonkelen; glinsteren; schitteren blinken; gloren
glittra fonkelen; glinsteren; schitteren blinken; glitteren; vonken schieten
glänsa fonkelen; glinsteren; schitteren geuren; licht schijnen; pralen; pronken; stralen; te kijk lopen met
gnistra fonkelen; glimmen; glinsteren flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen; vonken schieten
sprudla fonkelen; glimmen; glinsteren borrelen; wellen