Resumen
Neerlandés a sueco: más información...
- indruk:
- indrukken:
-
Wiktionary:
- indruk → intryck, impression, tryck, påtryckning, grundfärg, förnimmelse, verkan
Neerlandés
Traducciones detalladas de indruk de neerlandés a sueco
indruk:
Translation Matrix for indruk:
Noun | Traducciones relacionadas | Other Translations |
intryck | indruk | begrip; benul; mentale voorstelling |
- | impressie |
Palabras relacionadas con "indruk":
Sinónimos de "indruk":
Definiciones relacionadas de "indruk":
Wiktionary: indruk
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• indruk | → intryck | ↔ impression — overall effect of something |
• indruk | → intryck | ↔ Eindruck — verbleibende Erinnerung, Vorstellung, die jemand oder etwas hinterlassen hat |
• indruk | → impression; intryck | ↔ Impression — ein durch Sinneswahrnehmung oder gefühlsmäßig gewonnener Eindruck |
• indruk | → tryck; påtryckning; grundfärg; intryck; förnimmelse; verkan | ↔ impression — imprimerie|fr action par laquelle une chose appliquer sur une autre y laisser une empreinte ; résultat de cette action. |
indrukken:
-
indrukken (induwen)
Conjugaciones de indrukken:
o.t.t.
- druk in
- drukt in
- drukt in
- drukken in
- drukken in
- drukken in
o.v.t.
- drukte in
- drukte in
- drukte in
- drukten in
- drukten in
- drukten in
v.t.t.
- heb ingedrukt
- hebt ingedrukt
- heeft ingedrukt
- hebben ingedrukt
- hebben ingedrukt
- hebben ingedrukt
v.v.t.
- had ingedrukt
- had ingedrukt
- had ingedrukt
- hadden ingedrukt
- hadden ingedrukt
- hadden ingedrukt
o.t.t.t.
- zal indrukken
- zult indrukken
- zal indrukken
- zullen indrukken
- zullen indrukken
- zullen indrukken
o.v.t.t.
- zou indrukken
- zou indrukken
- zou indrukken
- zouden indrukken
- zouden indrukken
- zouden indrukken
en verder
- is ingedrukt
diversen
- druk in!
- drukt in!
- ingedrukt
- indrukkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for indrukken:
Verb | Traducciones relacionadas | Other Translations |
buckla in | indrukken; induwen | |
trycka in | indrukken; induwen | butsen; een deuk maken in; indeuken; inpersen; inschuiven; naar elkaar toe schuiven |