Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. kluiven:
  2. kluif:


Neerlandés

Traducciones detalladas de kluiven de neerlandés a sueco

kluiven:

kluiven verbo (kluif, kluift, kloof, kloven, gekloven)

  1. kluiven (knauwen)
    knapra; gnaga
    • knapra verbo (knaprar, knaprade, knaprat)
    • gnaga verbo (gnagar, gnagade, gnagat)

Conjugaciones de kluiven:

o.t.t.
  1. kluif
  2. kluift
  3. kluift
  4. kluiven
  5. kluiven
  6. kluiven
o.v.t.
  1. kloof
  2. kloof
  3. kloof
  4. kloven
  5. kloven
  6. kloven
v.t.t.
  1. heb gekloven
  2. hebt gekloven
  3. heeft gekloven
  4. hebben gekloven
  5. hebben gekloven
  6. hebben gekloven
v.v.t.
  1. had gekloven
  2. had gekloven
  3. had gekloven
  4. hadden gekloven
  5. hadden gekloven
  6. hadden gekloven
o.t.t.t.
  1. zal kluiven
  2. zult kluiven
  3. zal kluiven
  4. zullen kluiven
  5. zullen kluiven
  6. zullen kluiven
o.v.t.t.
  1. zou kluiven
  2. zou kluiven
  3. zou kluiven
  4. zouden kluiven
  5. zouden kluiven
  6. zouden kluiven
diversen
  1. kluif!
  2. kluift!
  3. gekloven
  4. kluivend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kluiven:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
gnaga kluiven; knauwen aanbijten; aanvreten; etteren; inkankeren; knabbelen; peuzelen; pus afscheiden
knapra kluiven; knauwen knabbelen; knagen; knauwen; peuzelen; spijzen

Palabras relacionadas con "kluiven":


kluiven forma de kluif:

kluif [de ~] sustantivo

  1. de kluif
    knoge; ledknota

Translation Matrix for kluif:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
knoge kluif knekel; knokkel
ledknota kluif

Palabras relacionadas con "kluif":