Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. ontvallen:


Neerlandés

Traducciones detalladas de ontvallen de neerlandés a sueco

ontvallen:

ontvallen verbo (ontval, ontvalt, ontviel, ontvielen, ontvallen)

  1. ontvallen (per ongeluk zeggen; ontschieten; ontglippen)
    släppa ut; förtala sig
    • släppa ut verbo (släpper ut, släppte ut, släppt ut)
    • förtala sig verbo (förtalar sig, förtalade sig, förtalat sig)

Conjugaciones de ontvallen:

o.t.t.
  1. ontval
  2. ontvalt
  3. ontvalt
  4. ontvallen
  5. ontvallen
  6. ontvallen
o.v.t.
  1. ontviel
  2. ontviel
  3. ontviel
  4. ontvielen
  5. ontvielen
  6. ontvielen
v.t.t.
  1. ben ontvallen
  2. bent ontvallen
  3. is ontvallen
  4. zijn ontvallen
  5. zijn ontvallen
  6. zijn ontvallen
v.v.t.
  1. was ontvallen
  2. was ontvallen
  3. was ontvallen
  4. waren ontvallen
  5. waren ontvallen
  6. waren ontvallen
o.t.t.t.
  1. zal ontvallen
  2. zult ontvallen
  3. zal ontvallen
  4. zullen ontvallen
  5. zullen ontvallen
  6. zullen ontvallen
o.v.t.t.
  1. zou ontvallen
  2. zou ontvallen
  3. zou ontvallen
  4. zouden ontvallen
  5. zouden ontvallen
  6. zouden ontvallen
diversen
  1. ontval!
  2. ontvalt!
  3. ontvallen
  4. ontvallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ontvallen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
förtala sig ontglippen; ontschieten; ontvallen; per ongeluk zeggen
släppa ut ontglippen; ontschieten; ontvallen; per ongeluk zeggen afblazen; detacheren; loskrijgen; losmaken; loswerken; scheiden