Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. ontwijden:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de ontwijden de neerlandés a sueco

ontwijden:

ontwijden verbo (ontwijd, ontwijdt, ontwijdde, ontwijdden, ontwijd)

  1. ontwijden (onteren)
    skada
    • skada verbo (skadar, skadade, skadat)
  2. ontwijden (ontheiligen; schenden)
    skända; vanhelga
    • skända verbo (skändar, skändade, skändat)
    • vanhelga verbo (vanhelgar, vanhelgade, vanhelgat)

Conjugaciones de ontwijden:

o.t.t.
  1. ontwijd
  2. ontwijdt
  3. ontwijdt
  4. ontwijden
  5. ontwijden
  6. ontwijden
o.v.t.
  1. ontwijdde
  2. ontwijdde
  3. ontwijdde
  4. ontwijdden
  5. ontwijdden
  6. ontwijdden
v.t.t.
  1. ben ontwijd
  2. bent ontwijd
  3. is ontwijd
  4. zijn ontwijd
  5. zijn ontwijd
  6. zijn ontwijd
v.v.t.
  1. was ontwijd
  2. was ontwijd
  3. was ontwijd
  4. waren ontwijd
  5. waren ontwijd
  6. waren ontwijd
o.t.t.t.
  1. zal ontwijden
  2. zult ontwijden
  3. zal ontwijden
  4. zullen ontwijden
  5. zullen ontwijden
  6. zullen ontwijden
o.v.t.t.
  1. zou ontwijden
  2. zou ontwijden
  3. zou ontwijden
  4. zouden ontwijden
  5. zouden ontwijden
  6. zouden ontwijden
en verder
  1. heb ontwijd
  2. hebt ontwijd
  3. heeft ontwijd
  4. hebben ontwijd
  5. hebben ontwijd
  6. hebben ontwijd
diversen
  1. ontwijd!
  2. ontwijdt!
  3. ontwijd
  4. ontwijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ontwijden:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
skada afbreuk; averij; belediging; benadeling; beschadigen; beschadiging; blessure; grief; het verliezen; krenking; kwetsen; kwetsuur; laster; letsel; nadeel; oneer; schade; schadepost; schande; smaad; verlies; verliespost; verwonding; wond
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
skada onteren; ontwijden aantasten; aanvreten; afbreuk doen aan; bederven; benadelen; beschadigen; bezeren; blesseren; deren; duperen; folteren; knauwen; krenken; kwellen; kwetsen; martelen; nadeel berokkenen; nadeel toebrengen; nadelig zijn voor; pijn bezorgen; pijn doen; pijnigen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; verwonden; zeer doen
skända ontheiligen; ontwijden; schenden
vanhelga ontheiligen; ontwijden; schenden schofferen
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
skada helaas; jammer; jammer genoeg; sneu; spijtig

Wiktionary: ontwijden


Cross Translation:
FromToVia
ontwijden vanhelga; skända desecrate — to profane or violate sacredness
ontwijden skända; profanera; vanhelga entweihen — geweihte oder geheiligte Dinge schänden, entehren