Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. opgaan:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de opgaan de neerlandés a sueco

opgaan:

opgaan verbo (ga op, gaat op, ging op, gingen op, opgegaan)

  1. opgaan
    stiga upp
    • stiga upp verbo (stiger upp, steg upp, stigit upp)

Conjugaciones de opgaan:

o.t.t.
  1. ga op
  2. gaat op
  3. gaat op
  4. gaan op
  5. gaan op
  6. gaan op
o.v.t.
  1. ging op
  2. ging op
  3. ging op
  4. gingen op
  5. gingen op
  6. gingen op
v.t.t.
  1. ben opgegaan
  2. bent opgegaan
  3. is opgegaan
  4. zijn opgegaan
  5. zijn opgegaan
  6. zijn opgegaan
v.v.t.
  1. was opgegaan
  2. was opgegaan
  3. was opgegaan
  4. waren opgegaan
  5. waren opgegaan
  6. waren opgegaan
o.t.t.t.
  1. zal opgaan
  2. zult opgaan
  3. zal opgaan
  4. zullen opgaan
  5. zullen opgaan
  6. zullen opgaan
o.v.t.t.
  1. zou opgaan
  2. zou opgaan
  3. zou opgaan
  4. zouden opgaan
  5. zouden opgaan
  6. zouden opgaan
diversen
  1. ga op!
  2. gaat op!
  3. opgegaan
  4. opgaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opgaan:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
stiga upp opgaan gaan staan; naar boven stappen; omhoogkomen; omhoogrijzen; oprijzen; opstaan; opstijgen; opvliegen; rijzen
- opkomen

Sinónimos de "opgaan":


Definiciones relacionadas de "opgaan":

  1. er zo aandachtig mee bezigzijn dat je alles vergeet1
    • hij gaat helemaal op in zijn computer1
  2. omhoog komen1
    • de zon gaat op in het oosten1

Wiktionary: opgaan


Cross Translation:
FromToVia
opgaan gå upp ascend — to fly, to soar

Traducciones relacionadas de opgaan