Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. oppotten:


Neerlandés

Traducciones detalladas de oppotten de neerlandés a sueco

oppotten:

oppotten verbo (pot op, potte op, potten op, opgepot)

  1. oppotten (hamsteren; potten; opzij leggen)
    lägga åt sidan; hamstra
    • lägga åt sidan verbo (lägger åt sidan, lade åt sidan, lagt åt sidan)
    • hamstra verbo (hamstrar, hamstrade, hamstrat)
  2. oppotten (bijeenzamelen; verzamelen; vergaren; sparen; opeenhopen)
    samla; packa; samla ihop
    • samla verbo (samlar, samlade, samlat)
    • packa verbo (packar, packade, packat)
    • samla ihop verbo (samlar ihop, samlade ihop, samlat ihop)

Conjugaciones de oppotten:

o.t.t.
  1. pot op
  2. pot op
  3. pot op
  4. potten op
  5. potten op
  6. potten op
o.v.t.
  1. potte op
  2. potte op
  3. potte op
  4. potten op
  5. potten op
  6. potten op
v.t.t.
  1. heb opgepot
  2. hebt opgepot
  3. heeft opgepot
  4. hebben opgepot
  5. hebben opgepot
  6. hebben opgepot
v.v.t.
  1. had opgepot
  2. had opgepot
  3. had opgepot
  4. hadden opgepot
  5. hadden opgepot
  6. hadden opgepot
o.t.t.t.
  1. zal oppotten
  2. zult oppotten
  3. zal oppotten
  4. zullen oppotten
  5. zullen oppotten
  6. zullen oppotten
o.v.t.t.
  1. zou oppotten
  2. zou oppotten
  3. zou oppotten
  4. zouden oppotten
  5. zouden oppotten
  6. zouden oppotten
diversen
  1. pot op!
  2. pot op!
  3. opgepot
  4. oppottend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for oppotten:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
samla ihop samenkomen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
hamstra hamsteren; oppotten; opzij leggen; potten
lägga åt sidan hamsteren; oppotten; opzij leggen; potten
packa bijeenzamelen; opeenhopen; oppotten; sparen; vergaren; verzamelen emballeren; inpakken; inwikkelen; verpakken
samla bijeenzamelen; opeenhopen; oppotten; sparen; vergaren; verzamelen afhalen; afhalen en meenemen; afnemen; bij elkaar brengen; bijeen scharrelen; bijeenbrengen; bijeenroepen; bijeenzoeken; concentreren; convoceren; cumuleren; erbij komen; inzamelen; meenemen; oogsten; ophalen; oppikken; plukken; samenbrengen; samenpakken; samenrapen; samenroepen; samenscholen; verenigen; vergaren; verzamelen; weghalen; wegnemen
samla ihop bijeenzamelen; opeenhopen; oppotten; sparen; vergaren; verzamelen accumuleren; bij elkaar brengen; bij elkaar vegen; bijeenbrengen; concentreren; hopen; opeenhopen; oppakken; oppikken; oprapen; opsnappen; samenbrengen; samenscholen