Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. opsnuffelen:


Neerlandés

Traducciones detalladas de opsnuffelen de neerlandés a sueco

opsnuffelen:

opsnuffelen verbo (snuffel op, snuffelt op, snuffelde op, snuffelden op, opgesnuffeld)

  1. opsnuffelen (uitvissen)
    snoka; reda på
    • snoka verbo (snokar, snokade, snokat)
    • reda på verbo (reder på, redde på, rett på)

Conjugaciones de opsnuffelen:

o.t.t.
  1. snuffel op
  2. snuffelt op
  3. snuffelt op
  4. snuffelen op
  5. snuffelen op
  6. snuffelen op
o.v.t.
  1. snuffelde op
  2. snuffelde op
  3. snuffelde op
  4. snuffelden op
  5. snuffelden op
  6. snuffelden op
v.t.t.
  1. heb opgesnuffeld
  2. hebt opgesnuffeld
  3. heeft opgesnuffeld
  4. hebben opgesnuffeld
  5. hebben opgesnuffeld
  6. hebben opgesnuffeld
v.v.t.
  1. had opgesnuffeld
  2. had opgesnuffeld
  3. had opgesnuffeld
  4. hadden opgesnuffeld
  5. hadden opgesnuffeld
  6. hadden opgesnuffeld
o.t.t.t.
  1. zal opsnuffelen
  2. zult opsnuffelen
  3. zal opsnuffelen
  4. zullen opsnuffelen
  5. zullen opsnuffelen
  6. zullen opsnuffelen
o.v.t.t.
  1. zou opsnuffelen
  2. zou opsnuffelen
  3. zou opsnuffelen
  4. zouden opsnuffelen
  5. zouden opsnuffelen
  6. zouden opsnuffelen
en verder
  1. is opgesnuffeld
  2. zijn opgesnuffeld
diversen
  1. snuffel op!
  2. snuffelt op!
  3. opgesnuffeld
  4. opsnuffelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opsnuffelen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
reda på opsnuffelen; uitvissen
snoka opsnuffelen; uitvissen omwoelen

Traducciones automáticas externas: