Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. relateren:


Neerlandés

Traducciones detalladas de relateren de neerlandés a sueco

relateren:

relateren verbo (relateer, relateert, relateerde, relateerden, gerelateerd)

  1. relateren
    koppla; relatera
    • koppla verbo (kopplar, kopplade, kopplat)
    • relatera verbo (relaterar, relaterade, relaterat)

Conjugaciones de relateren:

o.t.t.
  1. relateer
  2. relateert
  3. relateert
  4. relateren
  5. relateren
  6. relateren
o.v.t.
  1. relateerde
  2. relateerde
  3. relateerde
  4. relateerden
  5. relateerden
  6. relateerden
v.t.t.
  1. ben gerelateerd
  2. bent gerelateerd
  3. is gerelateerd
  4. zijn gerelateerd
  5. zijn gerelateerd
  6. zijn gerelateerd
v.v.t.
  1. was gerelateerd
  2. was gerelateerd
  3. was gerelateerd
  4. waren gerelateerd
  5. waren gerelateerd
  6. waren gerelateerd
o.t.t.t.
  1. zal relateren
  2. zult relateren
  3. zal relateren
  4. zullen relateren
  5. zullen relateren
  6. zullen relateren
o.v.t.t.
  1. zou relateren
  2. zou relateren
  3. zou relateren
  4. zouden relateren
  5. zouden relateren
  6. zouden relateren
en verder
  1. heb gerelateerd
  2. hebt gerelateerd
  3. heeft gerelateerd
  4. hebben gerelateerd
  5. hebben gerelateerd
  6. hebben gerelateerd
diversen
  1. relateer!
  2. relateert!
  3. gerelateerd
  4. relaterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for relateren:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
koppla relateren aanhaken; aankoppelen; doorverbinden; join; koppelen; vasthaken; vastkoppelen
relatera relateren
Not SpecifiedTraducciones relacionadasOther Translations
koppla samenvoegen