Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. stippen:
  2. stip:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de stippen de neerlandés a sueco

stippen:

stippen verbo (stip, stipt, stipte, stipten, gestipt)

  1. stippen
    pricka
    • pricka verbo (prickar, prickade, prickat)

Conjugaciones de stippen:

o.t.t.
  1. stip
  2. stipt
  3. stipt
  4. stippen
  5. stippen
  6. stippen
o.v.t.
  1. stipte
  2. stipte
  3. stipte
  4. stipten
  5. stipten
  6. stipten
v.t.t.
  1. heb gestipt
  2. hebt gestipt
  3. heeft gestipt
  4. hebben gestipt
  5. hebben gestipt
  6. hebben gestipt
v.v.t.
  1. had gestipt
  2. had gestipt
  3. had gestipt
  4. hadden gestipt
  5. hadden gestipt
  6. hadden gestipt
o.t.t.t.
  1. zal stippen
  2. zult stippen
  3. zal stippen
  4. zullen stippen
  5. zullen stippen
  6. zullen stippen
o.v.t.t.
  1. zou stippen
  2. zou stippen
  3. zou stippen
  4. zouden stippen
  5. zouden stippen
  6. zouden stippen
en verder
  1. ben gestipt
  2. bent gestipt
  3. is gestipt
  4. zijn gestipt
  5. zijn gestipt
  6. zijn gestipt
diversen
  1. stip !
  2. stipt !
  3. gestipt
  4. stippend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for stippen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
pricka stippen bespikkelen; stippelen; stippellijnen trekken

Palabras relacionadas con "stippen":


stippen forma de stip:

stip [de ~] sustantivo

  1. de stip (vlek; nop; spat; )
    fläck

Translation Matrix for stip:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
fläck moesje; nop; spat; spatje; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje beits; plekje; smet; vlek

Palabras relacionadas con "stip":


Wiktionary: stip


Cross Translation:
FromToVia
stip öga pip — dot, symbol on domino, die, etc.