Resumen


Neerlandés

Traducciones detalladas de tanend de neerlandés a sueco

tanend:

tanend adj.

  1. tanend
  2. tanend (vergelend)

tanend verbo

  1. tanend (slinkend; afnemend)
    minska; krympa; skrinna
    • minska verbo (minskar, minskade, minskat)
    • krympa verbo (krymper, krympte, krympt)
    • skrinna verbo (skrinnar, skrinnade, skrinnat)

Translation Matrix for tanend:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
avtagande achteruitgang; afname; afzwakking; daling; korten; krimpen; minder worden; minderen; ontnemen; sluiereffect; terugloop; val; vermindering; verval
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
krympa afnemend; slinkend; tanend achteruitgaan; afnemen; declineren; ineenkrimpen; ineenschrompelen; inkrimpen; kleiner worden; krimpen; minder worden; schrompelen; slinken; verkleinen
minska afnemend; slinkend; tanend achteruitgaan; afkorten; afnemen; dalen; declineren; denigreren; inkrimpen; kleiner maken; kleineren; krimpen; lager maken; lenigen; minder worden; minderen; minimaliseren; slinken; tanen; terugdraaien; teruggaan; terugschroeven; verkleinen; verlagen; verlichten; verminderen; vervallen; verzachten
skrinna afnemend; slinkend; tanend
Not SpecifiedTraducciones relacionadasOther Translations
minska afname voorraad; vermindering
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
avtagande tanend achteruitgaand; afnemend; minderend; slinkend; verminderend; vervallend; zwemend
förminskning tanend; vergelend

tanend forma de tanen:

tanen verbo (taan, taant, taande, taanden, getaand)

  1. tanen (leerlooien; looien)
    garva; sola
    • garva verbo (garvar, garvade, garvat)
    • sola verbo (solar, solade, solat)
  2. tanen (minder worden; declineren; afnemen; )
    minska; sjunka; förfalla; avta; gå ner
    • minska verbo (minskar, minskade, minskat)
    • sjunka verbo (sjunker, sjönk, sjunkit)
    • förfalla verbo (förfaller, förföll, förfallit)
    • avta verbo (avtar, avtog, avtagit)
    • gå ner verbo (går ner, gick ner, gått ner)
  3. tanen (vervagen; verbleken)
    blekna; blekna bort
    • blekna verbo (bleknar, bleknade, bleknat)
    • blekna bort verbo (bleknar bort, bleknade bort, bleknat bort)
  4. tanen
    försämras
    • försämras verbo (försämras, försämrades, försämrats)

Conjugaciones de tanen:

o.t.t.
  1. taan
  2. taant
  3. taant
  4. tanen
  5. tanen
  6. tanen
o.v.t.
  1. taande
  2. taande
  3. taande
  4. taanden
  5. taanden
  6. taanden
v.t.t.
  1. ben getaand
  2. bent getaand
  3. is getaand
  4. zijn getaand
  5. zijn getaand
  6. zijn getaand
v.v.t.
  1. was getaand
  2. was getaand
  3. was getaand
  4. waren getaand
  5. waren getaand
  6. waren getaand
o.t.t.t.
  1. zal tanen
  2. zult tanen
  3. zal tanen
  4. zullen tanen
  5. zullen tanen
  6. zullen tanen
o.v.t.t.
  1. zou tanen
  2. zou tanen
  3. zou tanen
  4. zouden tanen
  5. zouden tanen
  6. zouden tanen
diversen
  1. taan!
  2. taant!
  3. getaand
  4. tanend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for tanen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
sjunka wegzakken
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
avta afnemen; dalen; declineren; minder worden; minderen; tanen; teruggaan; verminderen; vervallen achteruitgaan; afnemen; bezwijken; declineren; instorten; lijntrekken; minder worden; tenondergaan; teruggaan; vergaan; verrotten; verteren; wegrotten; zinken
blekna tanen; verbleken; vervagen achteruitgaan; afnemen; bleek worden; declineren; minder worden; vaal worden; van kleur veranderen; verflauwen; verkleuren; verschieten; verslappen; vervagen; vervalen; wit wegtrekken; wit worden
blekna bort tanen; verbleken; vervagen
förfalla afnemen; dalen; declineren; minder worden; minderen; tanen; teruggaan; verminderen; vervallen afrotten; bederven; bouwvallig worden; brokkelen; kruimelen; ongeldig worden; rotten; vergaan; verkommeren; vermolmen; verrotten; vervallen; wegrotten
försämras tanen afrotten; erger worden; verslechteren
garva leerlooien; looien; tanen hinniken; lachen; paardegeluid maken; schateren
gå ner afnemen; dalen; declineren; minder worden; minderen; tanen; teruggaan; verminderen; vervallen naar beneden gaan; naar beneden lopen; neergaan; omlaaggaan
minska afnemen; dalen; declineren; minder worden; minderen; tanen; teruggaan; verminderen; vervallen achteruitgaan; afkorten; afnemen; afnemend; declineren; denigreren; inkrimpen; kleiner maken; kleineren; krimpen; lager maken; lenigen; minder worden; minimaliseren; slinken; slinkend; tanend; terugdraaien; terugschroeven; verkleinen; verlagen; verlichten; verminderen; verzachten
sjunka afnemen; dalen; declineren; minder worden; minderen; tanen; teruggaan; verminderen; vervallen afnemen; doen zinken; inkrimpen; krimpen; lager worden; minder worden; naar beneden gaan; naar beneden lopen; neergaan; omlaaggaan; onder water gaan; ondergaan; slinken; verkleinen; verminderen; zinken
sola leerlooien; looien; tanen zonnen
Not SpecifiedTraducciones relacionadasOther Translations
minska afname voorraad; vermindering

Wiktionary: tanen


Cross Translation:
FromToVia
tanen garva gerben — verarbeiten von rohen Tierhäuten zu Leder
tanen urbleka pâlirdevenir pâle.
tanen garva tanner — Préparer les cuirs pour les rendre imputrescibles