Neerlandés

Traducciones detalladas de tierend de neerlandés a sueco

tierend:


Translation Matrix for tierend:

ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
arg boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; tierend; woedend; woest vergramd
argt boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; tierend; woedend; woest boos; gebelgd; giftig; kwaad; nijdig; onderdrukt; opgekropt; verbeten; verbolgen; verkropt; vertoornd
förbannad boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; tierend; woedend; woest donders; erg boos; gedoemd; spinnijdig; verdikkeme; verdoemd; verdomd; verdomme; verdorie; verduiveld; vervloekt; verwenst
förbannat boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; tierend; woedend; woest boos; erg boos; gebelgd; gedoemd; giftig; kwaad; nijdig; spinnijdig; verbolgen; verdikkeme; verdoemd; verdomd; verdomme; verdorie; vertoornd; vervloekt; verwenst
ilsket boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; tierend; woedend; woest boos; fel; gebelgd; giftig; heftig; hevig; kwaad; nijdig; verbolgen; vertoornd; verwoed
irriterad boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; tierend; woedend; woest geirriteerd; gemelijk; knorrig; nurks; ontstoken; stuurs; wrevelig
irriterat boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; tierend; woedend; woest aangebrand; gepikeerd; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; ontstemd; ontstoken; pissig; prikkelbaar
upprört boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; tierend; woedend; woest geschokt; ontredderd; ontzet; opgefokt; opgehitst; overstuur; van streek
ursinnigt boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; tierend; woedend; woest panisch

tierend forma de tieren:

tieren verbo (tier, tiert, tierde, tierden, getierd)

  1. tieren (gedijen; wassen)
    trivas; ha framgång; florera
    • trivas verbo (trivar, trivade, trivat)
    • ha framgång verbo (har framgång, hade framgång, haft framgång)
    • florera verbo (florerar, florerade, florerat)
  2. tieren (fulmineren; razen; tekeergaan; te keer gaan)
    rasa; skrika; härja; skräna; gå an
    • rasa verbo (rasar, rasade, rasat)
    • skrika verbo (skriker, skrek, skrikit)
    • härja verbo (härjar, härjade, härjat)
    • skräna verbo (skränar, skränade, skränat)
    • gå an verbo (går an, gick an, gått an)
  3. tieren (tekeergaan; razen; fulmineren)
    rasa; skråla; tjuta; vråla; skrika högt
    • rasa verbo (rasar, rasade, rasat)
    • skråla verbo (skrålar, skrålade, skrålat)
    • tjuta verbo (tjutar, tjutade, tjutat)
    • vråla verbo (vrålar, vrålade, vrålat)
    • skrika högt verbo (skriker högt, skrek högt, skrikit högt)

Conjugaciones de tieren:

o.t.t.
  1. tier
  2. tiert
  3. tiert
  4. tieren
  5. tieren
  6. tieren
o.v.t.
  1. tierde
  2. tierde
  3. tierde
  4. tierden
  5. tierden
  6. tierden
v.t.t.
  1. heb getierd
  2. hebt getierd
  3. heeft getierd
  4. hebben getierd
  5. hebben getierd
  6. hebben getierd
v.v.t.
  1. had getierd
  2. had getierd
  3. had getierd
  4. hadden getierd
  5. hadden getierd
  6. hadden getierd
o.t.t.t.
  1. zal tieren
  2. zult tieren
  3. zal tieren
  4. zullen tieren
  5. zullen tieren
  6. zullen tieren
o.v.t.t.
  1. zou tieren
  2. zou tieren
  3. zou tieren
  4. zouden tieren
  5. zouden tieren
  6. zouden tieren
en verder
  1. ben getierd
  2. bent getierd
  3. is getierd
  4. zijn getierd
  5. zijn getierd
  6. zijn getierd
diversen
  1. tier!
  2. tiert!
  3. getierd
  4. tierend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for tieren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
skrika gillen; joelen; kreten; roepen; schreeuwen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
florera gedijen; tieren; wassen ontplooien; opbloeien; opfleuren; tot bloei komen; tot volle wasdom komen
gå an fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren
ha framgång gedijen; tieren; wassen
härja fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren
rasa fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren donderen; inkalven; kelderen; ketteren; razen; robbedoezen; steil afhellen; sterk in waarde dalen; tekeergaan; uit de slof schieten; uitvaren; woeden
skrika fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren aanroepen; blaffen; blèren; brullen; bulderen; daveren; gillen; het uitgillen; huilen; janken; joelen; keffen; krijsen; praaien; roepen; schreeuwen; uitgieren; uitgillen; uitjouwen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen
skrika högt fulmineren; razen; tekeergaan; tieren
skräna fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren joelen; uitjouwen
skråla fulmineren; razen; tekeergaan; tieren
tjuta fulmineren; razen; tekeergaan; tieren blaffen; brullen; bulderen; daveren; grienen; het uitgillen; huilen; janken; luidkeels iets verkondigen; schetteren; schreeuwen; snikken; snotteren; tetteren; tranen; tranen afscheiden; uitroepen; uitschreeuwen
trivas gedijen; tieren; wassen
vråla fulmineren; razen; tekeergaan; tieren blaffen; blèren; brullen; bulderen; daveren; gillen; het uitgillen; joelen; krijsen; luidkeels iets verkondigen; schetteren; schreeuwen; tetteren; uitgalmen; uitgillen; uitjouwen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen

Traducciones automáticas externas: