Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. timen:
  2. Wiktionary:
    • timen → tid


Neerlandés

Traducciones detalladas de timen de neerlandés a sueco

timen:

timen verbo (time, timet, timede, timeden, getimed)

  1. timen (de tijd opnemen; klokken)
    ta tid; klocka
    • ta tid verbo (tar tid, tog tid, tagit tid)
    • klocka verbo (klockar, klockade, klockat)

Conjugaciones de timen:

o.t.t.
  1. time
  2. timet
  3. timet
  4. timen
  5. timen
  6. timen
o.v.t.
  1. timede
  2. timede
  3. timede
  4. timeden
  5. timeden
  6. timeden
v.t.t.
  1. heb getimed
  2. hebt getimed
  3. heeft getimed
  4. hebben getimed
  5. hebben getimed
  6. hebben getimed
v.v.t.
  1. had getimed
  2. had getimed
  3. had getimed
  4. hadden getimed
  5. hadden getimed
  6. hadden getimed
o.t.t.t.
  1. zal timen
  2. zult timen
  3. zal timen
  4. zullen timen
  5. zullen timen
  6. zullen timen
o.v.t.t.
  1. zou timen
  2. zou timen
  3. zou timen
  4. zouden timen
  5. zouden timen
  6. zouden timen
en verder
  1. ben getimed
  2. bent getimed
  3. is getimed
  4. zijn getimed
  5. zijn getimed
  6. zijn getimed
diversen
  1. time!
  2. timet!
  3. getimed
  4. timend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for timen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
klocka bel; schel; systeemklok
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
klocka de tijd opnemen; klokken; timen
ta tid de tijd opnemen; klokken; timen

Wiktionary: timen


Cross Translation:
FromToVia
timen tid time — to measure time