Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. uitbraken:
  2. uitbreken:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de uitbraken de neerlandés a sueco

uitbraken:

uitbraken verbo (braak uit, braakt uit, braakte uit, braakten uit, uitgebraakt)

  1. uitbraken (kotsen; vomeren; overgeven; spugen; braken)
    kräkas; spy; kasta upp
    • kräkas verbo (kräker, kräkte, kräkt)
    • spy verbo (spyr, spydde, spytt)
    • kasta upp verbo (kastar upp, kastade upp, kastat upp)
  2. uitbraken (kotsen; overgeven; spugen; spuwen; braken)
    kräkas; spy
    • kräkas verbo (kräker, kräkte, kräkt)
    • spy verbo (spyr, spydde, spytt)

Conjugaciones de uitbraken:

o.t.t.
  1. braak uit
  2. braakt uit
  3. braakt uit
  4. braken uit
  5. braken uit
  6. braken uit
o.v.t.
  1. braakte uit
  2. braakte uit
  3. braakte uit
  4. braakten uit
  5. braakten uit
  6. braakten uit
v.t.t.
  1. heb uitgebraakt
  2. hebt uitgebraakt
  3. heeft uitgebraakt
  4. hebben uitgebraakt
  5. hebben uitgebraakt
  6. hebben uitgebraakt
v.v.t.
  1. had uitgebraakt
  2. had uitgebraakt
  3. had uitgebraakt
  4. hadden uitgebraakt
  5. hadden uitgebraakt
  6. hadden uitgebraakt
o.t.t.t.
  1. zal uitbraken
  2. zult uitbraken
  3. zal uitbraken
  4. zullen uitbraken
  5. zullen uitbraken
  6. zullen uitbraken
o.v.t.t.
  1. zou uitbraken
  2. zou uitbraken
  3. zou uitbraken
  4. zouden uitbraken
  5. zouden uitbraken
  6. zouden uitbraken
en verder
  1. ben uitgebraakt
  2. bent uitgebraakt
  3. is uitgebraakt
  4. zijn uitgebraakt
  5. zijn uitgebraakt
  6. zijn uitgebraakt
diversen
  1. braak uit!
  2. braakt uit!
  3. uitgebraakt
  4. uitbrakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitbraken:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
kasta upp braken; kotsen; overgeven; spugen; uitbraken; vomeren naar boven gooien; omhoogwerpen; opwerpen
kräkas braken; kotsen; overgeven; spugen; spuwen; uitbraken; vomeren
spy braken; kotsen; overgeven; spugen; spuwen; uitbraken; vomeren spugen; spuwen

Wiktionary: uitbraken


Cross Translation:
FromToVia
uitbraken kräkas; spy vomirrejeter convulsivement par la bouche des matières contenir dans l’estomac.

uitbreken:

uitbreken [znw.] sustantivo

  1. uitbreken (ontsnapping; uitbraak; ontvluchting)
    räddning; flykt; rymning

Translation Matrix for uitbreken:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
flykt ontsnapping; ontvluchting; uitbraak; uitbreken
rymning ontsnapping; ontvluchting; uitbraak; uitbreken
räddning ontsnapping; ontvluchting; uitbraak; uitbreken